NEDERLANDS
Stel de dosis altijd in op basis van de afzonderlijke patiënt en nooit volgens een vast schema.
Iedere patiënt heeft een andere gevoeligheid voor warmte en die gevoeligheid blijft doorgaans
pas na 5 minuten stabiel.
De warmtegevoeligheid van de patiënt kan in de loop van de behandeling wisselen
(aanpassing).
De patiënt moet worden gevraagd aan te geven wanneer de warmte toeneemt. De dosis moet
dan worden verminderd.
De dosis mag nooit worden verhoogd omdat de waargenomen warmte tijdens de behandeling
afneemt.
Wanneer een gevoelsstoornis wordt vermoed, moet de subjectieve warmtewaarneming van de
patiënt worden gecontroleerd aan de hand van de huidtemperatuur. Om oververhitting in
dergelijke gevallen te voorkomen, moet de dosis zeer zorgvuldig worden aangepast. Pas
uitsluitend lage doses gedurende korten periode toe op het te behandelen gebied.
Microgolftherapie mag nooit worden toegepast op lichaamsdelen die lokaal zijn
verdoofd, omdat dit kan leiden tot plaatselijke brandwonden.
De verwachte effecten worden gecontroleerd.
De patiënt wordt gevraagd eventuele reacties die optreden duidelijk te omschrijven.
Volg de instructies in de gebruikershandleiding.
Lees de veiligheidsinstructies en gebruiksinstructies aandachtig door en pas ze toe.
Plaats de eenheid niet in de buurt van een warmtebron, zoals een verwarming.
Voorkom blootstelling aan direct zonlicht, regen, overmatige hoeveelheden stof, vocht,
mechanische trillingen en schokken.
Elektronische apparaten, zoals draadloze telefoons, mogen niet in de buurt van de eenheid
worden gebruikt.
De eenheid moet op zo'n manier worden geplaatst dat binnendringen van vocht niet mogelijk is.
Gebruik altijd de originele accessoires die door Enraf-Nonius voor deze eenheid zijn
voorgeschreven.
Dek de ventilatieopeningen niet af.
Indien vloeistof de behuizing van dit apparaat is binnengedrongen, haalt u de stekker van de
eenheid los uit het stopcontact (indien aangesloten) en laat u het apparaat controleren door
een bevoegd expert.
Netvoedingsaansluitingen moeten voldoen aan de landelijke vereisten voor medische ruimten.
Voordat u dit apparaat aansluit op netspanning, moet u controleren of het voltage en de
frequentie die zijn vermeld op het typeplaatje overeenkomen met de beschikbare netspanning.
De remmen op de wielen van de eenheid moeten uit veiligheidsoogpunt aan het begin van een
behandeling worden vergrendeld.
Bij het verplaatsen of transporteren van de Radarmed 950+ mag u nooit aan de straler of
stralerarm trekken om te voorkomen dat de eenheid kantelt.
Gebruik van het apparaat in de buurt van (d.w.z. dichterbij dan 2 meter) kortegolfapparatuur
kan leiden tot instabiliteit in het vermogen van de Radarmed.
Om interferentie te voorkomen, mogen kortegolfeenheden in dezelfde kamer of in een
aangrenzende kamer niet naar de microgolfeenheden zijn gericht.
Om elektromagnetische interferentie te voorkomen, raden we u ten zeerste aan aparte
netvoedingsgroepen (fasen) te gebruiken voor de Radarmed en de kortegolfapparaten. Zorg
ervoor dat het netsnoer van de kortegolfeenheid niet in de buurt van de Radarmed of de patiënt
komt.
Elektroakoestische apparaten (zoals radio's, intercomsystemen, telefoonsystemen, enzovoort)
moeten worden getest op gebruik bij microgolfstraling wanneer interferentie optreedt. Het kan
voldoende zijn om de richting van de straler aan te passen.
Plaats de apparatuur volgens de installatie-instructies.
De lengte van de HF-kabel is zeer belangrijk. Gebruik daarom uitsluitend de kabel die door
Enraf-Nonius is geleverd.
De stralers en HF-kabel moeten regelmatig worden geïnspecteerd op schade en defecte
contacten.
Beschadigde stralers en HF-kabels mogen niet worden gebruikt.
Pagina 6 van 30
NL109-1435752-42