4 STARTVOORBEREIDING
• Zet de ON/OFF-schakelaar van de zen-
der (2C) op "ON". De Power-led (2B)
op de zender gaat branden (4A).
• Zet de ON-/OFF-schakelaar van het
model (1B) op "ON" (4B).
Zet na gebruik de ON/OFF-schakelaars van
het model en de zender op "OFF". Anders
kan er onbedoeld een rijcommando
worden gegeven, waardoor het voertuig
gaat rijden en aanzienlijke schade kan
ontstaan.
6 BESTUREN VAN DE AUTO
6A Trek met uw linkerwijsvinger de hendel voor vooruit-/achteruitrijden (2A) aan om
vooruit te rijden.
6B Druk met uw linkerwijsvinger de hendel voor vooruit-/achteruitrijden (2A) naar
voren om achteruit te rijden.
6C Draai het stuurwiel (2D) naar links (van bovenaf gezien) om een bocht naar links
te maken.
6D Draai het stuurwiel (2D) naar rechts om een bocht naar rechts te maken.
AANWIJZINGEN VOOR VEILIG RIJDEN
ALGEMENE RIJTIPS:
• Houd altijd het voertuig in het oog, kijk niet naar de zender!
• De eerste keren dat met het voertuig wordt gereden, heeft men meestal de
neiging de regelaars te heftig te bedienen. Zorg ervoor, dat u voldoende ruimte
ter beschikking hebt.
Laat na een botsing altijd onmiddellijk de hendel voor vooruit- en achteruitrijden los
om te voorkomen dat de elektronica beschadigd raakt.
DE GESCHIKTE RIJOMGEVING:
De plaats waar u met het voertuig rijdt, moet voldoen aan de volgende criteria:
1. Het moet een plaats zijn met zoveel mogelijk vrije ruimte en zonder storende
hindernissen.
2. Verzeker u er voor het starten in ieder geval van, dat er zich geen mensen en dieren
in de directe nabijheid bevinden.
3. Houd het voertuig steeds in het oog, zodat het niet tegen de bestuurder of andere
mensen of tegen dieren aanrijdt en mogelijk letsel toebrengt.
20
5 TRIMMEN VAN DE BESTURING
Voor een goed rijgedrag van de auto moet
de besturing in elk geval juist zijn getrimd.
Het afstellen van de trim is eenvoudig, maar
er is wel wat geduld en gevoel voor vereist.
Neem de volgende aanwijzingen in acht:
Als het voertuig naar links of naar
rechts trekt tijdens het rijden, zonder
dat u stuurt...
corrigeert u de stuurafwijking met de trim-
hendel (1E), door deze in tegenovergestelde
richting te bewegen. De trimhendel bevindt
zich aan de onderzijde van het voertuig
(vgl. 5).
PROBLEEMOPLOSSING
Probleem: Het voertuig beweegt niet.
Oorzaak:
• De batterijen zijn te zwak of leeg.
Oplossing: • De batterijen zijn mogelijk verkeerd geplaatst. Neem de polariteitsindicatie in
het model in acht.
• Vervang de batterijen door nieuwe.
Probleem : De zender werkt niet.
Oorzaak:
1. De batterij is verkeerd geplaatst.
2. De batterij heeft niet voldoende energie meer.
Oplossing: 1. Controleer of de batterijen juist zijn geplaatst.
2. Vervang de batterijen door nieuwe.
Probleem: Het voertuig kan niet worden bestuurd met de zender.
Oorzaak:
1. De batterijen zijn leeg.
2. De verbinding tussen de afstandsbediening en het model is verbroken.
Oplossing: 1. Plaats nieuwe batterijen.
2. Als het model meer dan 10 meter verwijderd is, dichterbij het model gaan
staan.
Op www.revell-control.de vindt u meer tips en trucs.
SERVICEAANWIJZINGEN
Op www.revell-control.de vindt u bestelmogelijkheden en
vervangingstips voor reserveonderdelen, alsmede andere
nuttige informatie over alle modellen van Revell Control.
www.revell-control.de
21