3.4. Meting van AC of DC-stroom
1. Zet de knop op
of op
of
.
2. Selecteer de stroommeting, AC of DC, d.m.v. een druk op de gele toets.
3. Sluit het rode meetelement aan op de klem A of mA/µA en het zwarte op de
COM-klem.
4. Open de te meten kring. Breng de testsnoeren in serie aan op de klemmen van de
kring en zet deze onder spanning.
5. Lees de weergegeven stroommeting af.
Als de stroom meer dan 10 A bedraagt, geeft de multimeter een geluidssignaal. Als
de toegelaten stroomwaarde wordt overschreden, smelt de zekering.
90
Digitale multimeters Professional
3.5. Meting van de continuïteit
Controleer, om elektrische schokken of beschadiging van de
multimeter tijdens weerstands- of continuïteitsmetingen op een
kring te voorkomen, of deze spanningloos is en of alle
capaciteiten ontladen zijn.
1. Zet de draaiknop op
en controleer of de te meten kring spanningloos is.
2. Sluit het rode snoer aan op de plusklem en het zwarte snoer op de COM-klem.
3. Detecteer de continuïteit door de meetelementen op de gewenste punten van de
kring aan te brengen.
Bij een weerstand van minder dan 50 Ω klinkt er een geluidssignaal om aan te
geven dat er kortsluiting is. Bij een weerstand van meer dan 600 Ω geeft het
apparaat OL weer om aan te geven dat er sprake is van een open kring.
3.6. Meting van de weerstand
Controleer, om elektrische schokken of beschadiging van de
multimeter tijdens weerstands- of continuïteitsmetingen op een
kring te voorkomen, of deze spanningloos is en of alle
capaciteiten ontladen zijn.
De modus Continuïteit is standaard geselecteerd,
druk dan ook een keer op de gele toets om de
meting van de weerstand te activeren. Breng de
testsnoeren aan op de gewenste punten van de kring
en lees de weergegeven weerstandsmeting af.
Bij een weerstand van meer dan 60 MΩ geeft de
multimeter OL weer.
91