4 HET MODEL OPLADEN
Let op: vóór het opladen en na elke gebruik moeten de accu en de motoren steeds 15
tot 30 minuten afkoelen, anders kunnen deze onderdelen beschadigd raken. Bij het
laden moet steeds toezicht worden gehouden. Laad de accu steeds op op een vuurvaste
ondergrond en in een brandveilige omgeving.
1. Model en zender uitschakelen (4A).
2. Open het accuvak. Neem de accu uit het model.
3. Plaats de accu in de aansluiting van de lader, let daarbij op de juiste poolrichting.
De accu moet gemakkelijk in de laadaansluiting kunnen worden gestoken –
FORCEER HEM NIET. Als de accu niet op de juiste wijze in de laadaansluiting wordt
gestoken, kan de accu beschadigd raken en kan in sommige gevallen risico op
lichamelijk letsel ontstaan (4B).
4. Steek de USB-lader in een vrije USB-poort; de lader licht op (4C).
5. Wanneer de USB-lader knippert, is het laden voltooid.
6. Koppel na het laden de accu los van de USB-lader en trek de USB-lader uit de
USB-poort.
Na een laadtijd van ca. 200 minuten kan het model ca. 20 minuten werken.
Waarschuwing: De accu wordt warm tijdens het laden, dit is normaal. Als de accu
echter heet wordt en/of er veranderingen aan het oppervlak te zien zijn, moet het
laden onmiddellijk worden afgebroken!
5 STARTVOORBEREIDING
Houd u bij het inschakelen beslist aan de volgorde! Schakel bij het uitschakelen
altijd eerst het model en daarna de zender uit. Anders kan er onbedoeld een bestu-
ringscommando worden gegeven, waardoor het model onverwacht wordt geactiveerd
en aanzienlijke schade kan ontstaan.
1. Zet de ON/OFF-schakelaar van de zender (2N) op "ON" (5A). De Power-led (2O)
op de zender knippert.
2. Open het accuvak.
3. Plaats de accu in het model. Steek de accukabel in de aansluiting van het model
(5B).
4. Zet daarna de ON/OFF-schakelaar van het model (1G) op "ON". Wanneer de
Power-led (2O) op de zender continu gaat branden, is het model klaar om op te
stijgen.
Model uitschakelen:
Zet de ON/OFF-schakelaar van het model (1G) op "OFF". Verwijder de accu uit het
model.
De zender uitschakelen:
Zet de ON/OFF-schakelaar van de zender (2O) op "OFF".
26
6 BESTURING VAN HET VOERTUIG
Met de linkerknuppel wordt de linkerrupsband bediend, met de rechterknuppel de
rechterrupsband.
6A Druk beide knuppels voorzichtig naar voren om vooruit te rijden. Beweeg beide
knuppels voorzichtig naar achteren om achteruit te rijden.
6B Druk de rechterknuppel voorzichtig naar voren en laat de linkerknuppel los om een
bocht naar links te maken. Stuur voor bochten naar rechts precies andersom als
hierboven uitgelegd.
6C Druk een knuppel voorzichtig naar voren en de andere voorzichtig naar achteren
om het model om zijn as te laten draaien. Dit werkt in beide richtingen op dezelfde
manier.
6D Met de knoppen 2C en 2D kan de bovenwagen ca. 300° om zijn as worden ge-
draaid.
6E Met de knoppen 2E en 2F wordt de hoofdarm omhoog en omlaag bewogen.
6F Met de knoppen 2G en 2H wordt de voorarm omhoog en omlaag bewogen.
6G Met de knoppen 2I en 2J wordt de voorarm omhoog en omlaag bewogen.
Overbelastingsbeveiliging: Om beschadiging te voorkomen, zijn alle functies uitge-
voerd met een koppeling. Deze treedt in werking als hij te zwaar wordt belast (rate-
lend geluid). Dit gebeurt ook als de arm bijvoorbeeld helemaal naar boven of beneden
wordt bewogen. Stuur in dat geval niet verder in die richting.
Demoknop:
Hiermee laat het model de werking van alle functies zien. De demo kan worden
beëindigd door nogmaals op de knop te drukken of een ander stuurcommando te geven.
Opnameknop:
Als op deze knop wordt gedrukt, maakt het model een opname van de
stuurcommando's die vervolgens worden gegeven, in plaats van deze onmiddellijk uit
te voeren. Druk nogmaals op de knop om de opgenomen stuurcommando's uit te laten voe-
ren. Beëindig de automatische bewegingen door een ander stuurcommando te geven.
7 HULPSTUKKEN VERWISSELEN
U kunt de bak vervangen door de meegeleverde grijper.
1. Maak de ronde stift (1H) los en trek hem uit de koppeling (7A).
2. Maak de moer van de vierkante stift (1I) los en trek hem uit de arm (7B).
3. Trek de bak naar voren toe weg (7C).
4. Schroef het onderste deel van de grijper aan de arm. Zorg ervoor dat het gat voor
de vierkante stift (1I) vrij blijft (7D).
5. Schuif het bovenste deel van de grijper boven het onderste op zijn plek en borg het
met de vierkante stift (1I) (7E).
6. Borg de vierkante stift (1I) met een moer (7F). Let op! Draai de moer niet te strak
aan, anders werkt de grijper niet!
7. Breng de ronde stift (1H) weer aan en borg hem met een moer (7G).
27