NL
In deze bijsluiter wordt uitgelegd hoe u uw materiaal juist moet gebruiken. Er komen hierin
slechts enkele technieken en toepassingen aan bod.
De waarschuwingsborden geven u bepaalde mogelijke gevaren aan rond het gebruik van uw
materiaal, maar we kunnen hier uiteraard niet alles behandelen. Lees daarom de nieuwste
updates en aanvullende info op Petzl.com.
U bent zelf verantwoordelijk om met elke waarschuwing rekening te houden en uw materiaal
juist te gebruiken. Elk verkeerd gebruik van dit materiaal zal aan de oorsprong liggen van
bijkomende gevaren. Neem bij twijfel of onduidelijkheden contact op met Petzl.
1. Toepassingsveld
Persoonlijk beschermingsmiddel (PBM) tegen hoogtevallen.
Complete antival- en werkpositioneringsgordel.
Dit product mag niet méér belast worden dan toegelaten en mag niet gebruikt worden in
situaties waarvoor het niet bedoeld is.
Verantwoordelijkheid
LET OP
De activiteiten die het gebruik van deze uitrusting vereisen, zijn van nature
gevaarlijk.
U staat zelf in voor uw daden, beslissingen en veiligheid.
Voordat u deze uitrusting gebruikt, moet u:
- Alle gebruiksinstructies lezen en begrijpen.
- Een aangepaste training volgen voor het gebruik van deze uitrusting.
- Zich vertrouwd maken met uw uitrusting, en de prestaties en beperkingen ervan leren
kennen.
- De inherente risico's begrijpen en aanvaarden.
Het niet-respecteren van een van deze waarschuwingen kan leiden tot
ernstige of dodelijke verwondingen.
Dit product mag enkel gebruikt worden door (personen die onder direct visueel toezicht staan
van) bevoegde en beraden personen.
U staat zelf in voor uw daden, beslissingen en veiligheid, en neemt dan ook persoonlijk de
gevolgen op zich. Indien u niet in staat bent om deze verantwoordelijkheid op u te nemen of de
gebruiksinstructies niet goed begrepen hebt, gebruik dit apparaat dan niet.
2. Terminologie van de onderdelen
(1) Sternaal inbindpunt A/2, (2) Dorsaal inbindpunt voor oprolsysteem, (3) Dorsaal inbindpunt,
(4) Inbindpunt achteraan, (5) Laterale inbindpunten, (6) Schouderriemen, (7) Beenlussen,
(8) FAST LT PLUS automatische gesp van de beenlussen, (9) FAST LT automatische gesp
van de sternale bandlus, (10) FAST LT PLUS automatische gesp van de heupriem, (11)
DOUBLEBACK gesp van de heupriem, (12) DOUBLEBACK gesp van de dorsale bandlus, (13)
DOUBLEBACK gesp van de schouderriemen, (14) DOUBLEBACK regelgesp voor de hoogte
van de beenlussen, (15) Elastische doorsteeklus, (16) Plastic doorsteeklus, (17) Materiaallus,
(18) Karabinerhouder van de antivalleeflijn, (19) Doorsteeklus voor de installatie van het zitje,
(20) Velcro doorsteeklus voor ASAP'SORBER, (21) Valstopindicator.
Voornaamste materialen
Bandlussen: polyester.
FAST LT, FAST LT PLUS en DOUBLEBACK gespen: staal en aluminiumlegering.
Dorsaal inbindpunt: aluminiumlegering.
3. Check: te controleren punten
Uw veiligheid is afhankelijk van uw volledige uitrusting.
Petzl beveelt op zijn minst een grondige 12-maandelijkse controle door een bevoegd persoon
aan (conform de geldende normen in uw land en de omstandigheden waarin u het product
gebruikt). Let op: een intensiever gebruik kan ervoor zorgen dat u uw PBM vaker moet
controleren. Leef de gebruiksregels na zoals vermeld op Petzl.com. Vermeld de resultaten op
de fiche van uw PBM: type, model, gegevens van de fabrikant, serienummer of individueel
nummer, data van fabricage, aankoop, eerste ingebruikneming, volgende periodieke nazichten;
gebreken, opmerkingen, naam en handtekening van de controleur.
Vóór elk gebruik
Kijk de bandlussen ter hoogte van de inbindpunten, de regelgespen en de veiligheidsstiksels
na.
Controleer op scheuren, slijtageverschijnselen en schade ten gevolge van het gebruik, hitte,
chemische producten enz. Let op voor doorgesneden of uitgerokken vezels.
Check de goede werking van de FAST LT en FAST LT PLUS gespen. Controleer de
valstopindicatoren. Een indicator wordt zichtbaar als een van de antivalpunten een schok van
meer dan 400 daN heeft ondergaan. Gebruik uw gordel niet langer als er een valstopindicator
zichtbaar is.
Tijdens het gebruik
Check regelmatig of de regelgespen goed aangespannen zijn. Het is belangrijk om regelmatig
de staat van het product te controleren, alsook zijn verbindingen met de andere onderdelen
van het systeem. Zorg ervoor dat alle elementen goed geplaatst zijn ten opzichte van elkaar.
4. Verenigbaarheid
Gelieve na te zien of dit product compatibel is met de andere elementen van het systeem in uw
toepassing (compatibiliteit = een goede functionele interactie).
5. Aantrekken van de gordel
- Zorg ervoor dat u het overtollige deel van de bandlussen (goed platgedrukt) in de
doorsteeklussen opbergt.
- Let op losse voorwerpen die de goede werking van de FAST LT en FAST LT PLUS
snelgespen kunnen hinderen (steentjes, zand, kledij ...). Controleer of ze goed vergrendeld zijn.
Afstelling en ophangingstest
Uw gordel moet zo goed mogelijk op uw lichaam aansluiten om het risico op verwondingen
bij een val te beperken.
De gebruiker dient een ophangingstest op elk inbindpunt en verschillende bewegingen met
zijn uitrusting uit te voeren, om er zeker van te zijn dat dit de gepaste maat is en voldoende
comfort verzekert voor het gewenste gebruik, en dat alles optimaal afgesteld is.
Deze gordel moet aangepast of afgesteld worden volgens de grootte van de gebruiker met het
oog op een optimale bescherming.
Zie afstelschema's en werkingstest.
Gebruik deze gordel niet als u hem niet juist kunt aanpassen. Vervang hem door een gordel
met een andere maat of een ander model.
6. Antivalgordel
6A. Sternaal inbindpunt
6B. Dorsaal inbindpunt
6C. Dorsaal inbindpunt in textiel voor oprolsysteem
Dorsaal inbindpunt enkel bedoeld voor het verbinden van een antivalsysteem met een
automatische rappel. Volg de gebruiksvoorschriften van de fabrikant.
Enkel deze inbindpunten dienen voor het verbinden van een valstopsysteem zoals een mobiele
antivalbeveiliging op touw, een energieabsorber ... Om deze punten beter te identificeren, zijn
ze aangeduid met de letter A. Het sternale inbindpunt heeft twee gespen, die aangeduid zijn
met A/2. Gebruik steeds beide gespen samen.
Tirant d'air: resterende hoogte onder de gebruiker
De resterende hoogte onder de gebruiker moet voldoende zijn zodat hij geen hindernissen
raakt bij een val.
Tijdens een val wordt het inbindpunt geactiveerd om de val te stoppen. U moet rekening
houden met deze 0,5 m (maximaal) bij de berekening van de tirant d'air. Houd bij de
berekening van de tirant d'air rekening met de lengte van de karabiners die de valhoogte
beïnvloedt.
De specifieke berekeningen van de tirant d'air zijn uitgelegd in de technische bijsluiters van de
andere onderdelen (energieabsorber, mobiele antivalbeveiliging ...).
7. Positioneringsgordel
Deze inbindpunten voor positionering zijn niet geschikt als antivalinbindpunten. Deze
inbindpunten zijn bedoeld om de gebruiker in positie te houden op zijn werkplaats of hem te
verhinderen om een plaats met een valrisico te bereiken.
Houd de leeflijn mooi onder spanning.
7A. Laterale inbindpunten op de heupriem
Gebruik steeds beide laterale inbindpunten samen door ze te verbinden met een leeflijn voor
werkpositionering zodat u comfortabel gesteund wordt in de heupriem.
7B. Inbindpunten van het zitje voor de VOLT gordel
Gebruik steeds beide inbindpunten van het zitje samen door ze te verbinden met een leeflijn
voor werkpositionering zodat u comfortabel gesteund wordt in het zitje. Let op: het zitje is niet
compatibel met de VOLT WIND gordels.
8. Werkplaatsbeperking en reddingsoperaties
De sternale inbindpunten, het dorsale punt en het verbindingspunt achteraan voor
werkplaatsbeperking kunnen gebruikt worden voor werkplaatsbeperking om de gebruiker te
verhinderen om een plaats met een valrisico te bereiken.
Het sternale inbindpunt en het dorsale inbindpunt in metaal kunnen gebruikt worden voor
reddingsoperaties.
9. Karabinerhouder van de antivalleeflijn
A. Mag enkel gebruikt worden als karabinerhouder van een niet-gebruikte antivalleeflijn.
B. Bij een val laat de karabinerhouder van de leeflijn de karabiner op het einde van de leeflijn los
om de activering van de energieabsorber niet te hinderen. Let op: dit is geen antivalinbindpunt.
10. Materiaallus
De materiaallussen mogen uitsluitend gebruikt worden voor het transporteren van materiaal.
LET OP - GEVAAR: gebruik de materiaallussen niet voor het beveiligen, voor afdalingen, om u
in te binden of om u te verbinden met een leeflijn.
11. Aanvullende informatie ANSI
- De gebruiksinstructies moeten geleverd worden aan de gebruiker van deze uitrusting.
- De gebruiksinstructies, bepaald in de bijsluiter van elke uitrusting geassocieerd met dit
TECHNICAL NOTICE VOLT - VOLT WIND VERSION INTERNATIONALE
product, moeten worden gerespecteerd.
- Noodplan: voorzie de nodige reddingsmogelijkheden om snel te kunnen reageren bij
eventuele moeilijkheden.
- Let op: er kan zich een gevaar voordoen tijdens het gebruik van meerdere uitrustingen
waarbij de veiligheidsfunctie van een van de apparaten kan beïnvloed worden door de
veiligheidsfunctie van een ander apparaat.
- Let op: chemische producten, de warmte, corrosie en uv-stralen kunnen uw gordel
beschadigen. Neem bij twijfel contact op met uw lokale Petzl verdeler.
- Waakzaamheid is vereist als u in de buurt van elektriciteitsbronnen, mobiele apparaten, of
scherpe of ruwe oppervlakken werkt.
12. Extra informatie
Afschrijven:
LET OP: een uitzonderlijk voorval kan u ertoe brengen het product af te schrijven na één enkel
gebruik (type en intensiteit van gebruik, gebruiksomgeving: agressieve milieus, zeewater,
scherpe randen, extreme temperaturen, chemische producten ...).
Een product moet worden afgeschreven wanneer:
- Het ouder dan 10 jaar is en samengesteld uit plastic of textiel.
- Het een belangrijke val of belasting heeft ondergaan.
- Het resultaat van de controles van het product geen voldoening geeft. U twijfelt aan de
betrouwbaarheid ervan.
- U zijn volledige gebruikshistoriek niet kent.
- Het product in onbruik is geraakt (wijziging van de wetgeving, normen of technieken,
onverenigbaarheid met de andere delen van de uitrusting ...).
Vernietig deze afgeschreven producten om een verder gebruik te vermijden.
Pictogrammen:
A. Levensduur: 10 jaar - B. Markering - C. Toegelaten temperatuur - D.
Gebruiksvoorschriften - E. Reiniging/desinfectie - F. Droging - G. Berging/transport - H.
Onderhoud - I. Veranderingen/herstellingen (verboden buiten de Petzl ateliers, behalve voor
vervangstukken) - J. Vragen/contact
3 jaar garantie
Voor fabricage- of materiaalfouten. Met uitzondering van: normale slijtage, oxidatie,
veranderingen of aanpassingen, slechte berging, slecht onderhoud, nalatigheid of
toepassingen waarvoor dit product niet bestemd is.
Waarschuwingsborden
1. Situatie die een dreigend risico op een ernstige of dodelijke verwonding inhoudt. 2.
Blootstelling aan een mogelijk risico op een incident of verwonding. 3. Belangrijke informatie
over de werking of de prestaties van uw product. 4. Niet compatibel met ander materiaal.
Markering en tracering
a. Nummer van de bevoegde instantie die de productie van dit PBM controleert - b.
Keuringsorganisme - c. Tracering: datamatrix - d. Maat - e. Individueel nummer - f.
Fabricagejaar - g. Fabricagemaand - h. Lotnummer - i. Individuele identificatie - j. Normen - k.
Lees aandachtig de technische bijsluiter - l. Identificatie van het model - m. Adres van de
fabrikant - n. Fabricagedatum (maand/jaar)
Bijlage A - ANSI
ANSI/ASSE Z359 gebruiks- en onderhoudsvoorschriften van een
compleetgordel
NB: deze bijsluiter bevat de voorschriften en algemene informatie van de norm ANSI/ASSE
Z359. We verwijzen u echter ook steeds naar de technische bijsluiter van de fabrikant, want hij
kan strengere gebruiksbeperkingen opleggen.
1. De gebruikers moeten een gepaste opleiding volgen over het gebruik van het materiaal, met
name de specifieke veiligheidsprocedures voor die bepaalde werkplaats. De norm ANSI/ASSE
Z359.2 verduidelijkt de minimale vereisten betreffende de beschermingsprogramma's tegen
vallen, stelt de voorschriften en vereisten op betreffende de beschermingsprogramma's tegen
vallen, ingevoerd en beheerd door de werkgever, i.e. de regels, verantwoordelijkheden en
opleidingen, de procedures voor de bescherming tegen vallen, de wegwerking en het beheer
van de valrisico's, de procedures voor noodgevallen, de studies van de incidenten en balans
van de doeltreffendheid van het ingevoerde programma.
2. De juiste afstelling van de compleetgordel is essentieel voor een optimaal gebruik ervan. De
gebruiker moet goed opgeleid zijn voor het kiezen van de juiste maat en moet toezien op de
juiste afstelling van zijn compleetgordel.
3. De gebruiker moet de voorschriften van de fabrikant voor de keuze van de juiste maat en
afstelling volgen. Hij let hierbij vooral op: gespen correct verbonden en uitgelijnd, beenlussen
en schouderriemen goed aangespannen, sternale bandlussen in het midden van de
borst en beenlussen gepositioneerd en aangespannen om, bij een val, elk contact met de
geslachtsorganen te vermijden.
4. Een compleetgordel conform de norm ANSI/ASSE Z359.11 moet voorzien zijn van een
individueel antivalsysteem dat de valimpact tot maximaal 8 kN beperkt.
5. Het Harnass Suspension Trauma (HST) is een ernstig fenomeen, dat kan voorkomen
worden met een degelijke gordel, een snelle reddingsactie en hulpmiddelen die de druk
op het lichaam na een val verlichten. Indien de gebruiker nog bij bewustzijn is, kan hij een
apparaat inschakelen om het hangen in de gordel en de druk op de benen te verlichten,
om zodoende de bloedcirculatie te verbeteren en HST zo veel mogelijk uit te stellen. Een
connector van een verbindingselement is niet bedoeld voor de rechtstreekse verbinding met
een verankering of een verbinding van de antivalverankering. U moet een energieabsorber
gebruiken om de valimpact tot maximaal 8 kN te beperken. De lengte van een connector van
een verbindingselement kan een invloed hebben op de valhoogte en de berekening van de
tirant d'air.
6. De elasticiteit van een compleetgordel, i.e. de capaciteit van een element van het individuele
antivalsysteem om zich uit te trekken en zich te vervormen tijdens een val, kan bijdragen tot
de algemene rek van het systeem bij een val. U moet rekening houden met de verhoging
van de valhoogte als gevolg van de elasticiteit van een compleetgordel, de lengte van de
verbinding van de compleetgordel, wegzinking van het lichaam in de compleetgordel en alle
andere factoren die van belang zijn bij de berekening van de tirant d'air van een specifiek
antivalsysteem.
7. Wanneer ze niet gebruikt worden, moeten de leeflijnen die verbonden zijn met het inbindpunt
in D-vorm van de compleetgordel, niet verbonden worden met een positioneringsapparaat
of andere structurele elementen van de compleetgordel, behalve wanneer een bevoegd
persoon of de fabrikant van de leeflijn deze verbinding als aanvaardbaar beschouwt. Dit is
vooral belangrijk bij gebruik van bepaalde leeflijnen in Y-vorm, want de valimpact kan zich
overzetten op de gebruiker via het niet-gebruikte uiteinde, indien dit niet los kan van de gordel.
Het opbergpunt van een leeflijn zit gewoonlijk ter hoogte van het borstbeen om het risico op
belemmering of struikelen te beperken.
8. De uiteinden van de bandlussen kunnen verstrikt raken in een machine of een regelapparaat
loshaken. Elke compleetgordel moet voorzien zijn van doorsteeklussen of andere elementen
om de uiteinden van de bandlussen in vast te steken.
9. Rekening houdend met de aard van de geweven inbindpunten, is het raadzaam om ze
enkel te verbinden met andere geweven bandlussen of met karabiners. Het gebruik van een
haakkarabiner is afgeraden, behalve in specifieke gevallen die de fabrikant goedkeurt.
De punten 10-16 bevatten extra informatie over de plaatsing en het gebruik
van de verschillende inbindpunten van een compleetgordel.
10. Dorsaal
Het dorsale inbindpunt moet gebruikt worden als belangrijkste inbindpunt in een
valstopsysteem, behalve wanneer de gebruiksomstandigheden een ander inbindpunt toelaten.
Het dorsale inbindpunt kan ook dienst doen als inbindpunt voor werkplaatsbeperking of
reddingsoperaties. Wanneer het dorsale inbindpunt de gebruiker bij een val vasthoudt, moet
de gordel zo ontworpen zijn dat hij de last via de schouderriemen en beenlussen verplaatst.
Het dorsale inbindpunt houdt de gebruiker na de val vast en houdt hem mooi rechtop,
lichtjes voorovergebogen en met een lichte druk op de borstkas. Voor de keuze tussen een
verstelbaar en vast dorsaal inbindpunt moet u rekening houden met verschillende elementen.
Een verstelbaar dorsaal inbindpunt is gemakkelijker te verstellen tussen gebruikers van
verschillende grootte en houdt de gebruiker na een val in een meer verticale positie, maar
maakt de compleetgordel iets elastischer.
11. Sternaal
Het sternale inbindpunt kan dienst doen als secundair inbindpunt in een valstopsysteem
wanneer een bevoegd persoon het dorsale inbindpunt beschouwt als slecht aangepast en
wanneer er enkel een risico is op een val met de voeten eerst. Een sternaal inbindpunt is
geschikt voor de volgende toepassingen (niet-exhaustieve lijst): een ladder opklimmen met
een antivalsysteem, een ladder opklimmen met een automatisch intrekbare antivalleeflijn,
werkpositionering en het werken op touw. Het sternale inbindpunt kan ook dienst doen als
inbindpunt voor werkplaatsbeperking of reddingsoperaties.
Wanneer het sternale inbindpunt de gebruiker bij een val vasthoudt, moet de gordel zo
ontworpen zijn dat hij de last via de schouderriemen en beenlussen verplaatst.
Wanneer het sternale inbindpunt de gebruiker vasthoudt bij een val, zal dit punt de gebruiker in
zittende of gebogen positie brengen, en wordt de last hoofdzakelijk verplaatst naar de benen,
het zitvlak en de onderrug.
Bij werkpositionering blijft de gebruiker rechtop dankzij het sternale inbindpunt.
Wanneer het sternale inbindpunt dienst doet als antivalinbindpunt, moet de bevoegde persoon,
die de gebruiksomstandigheden evalueert, zich ervan vergewissen dat er enkel een risico
bestaat op een val met de voeten eerst. In dit geval moet u de toegelaten valafstand mogelijk
beperken. Een sternaal inbindpunt, voorzien van een verstelbare sternale bandlus, kan ervoor
zorgen dat het touw naar boven glijdt en de gebruiker de adem afsnoert bij een val, extractie of
ophanging. Voor dergelijke toepassingen moet de bevoegde persoon dus een compleetgordel
met een vast sternaal inbindpunt overwegen.
12. Ventraal
Het ventrale inbindpunt dient als verbinding voor een antivalapparaat tijdens het opklimmen op
een ladder waarbij de gebruiker enkel met de voeten eerst zou vallen. Dit ventrale inbindpunt
kan ook gebruikt worden voor werkpositionering. Na een val of tijdens de werkpositionering
brengt het ventrale inbindpunt de gebruiker in zittende positie met de borst verticaal en
de last wordt hoofdzakelijk verplaatst naar de benen en het zitvlak. Wanneer de gebruiker
ondersteund wordt door het ventrale inbindpunt, moet de compleetgordel de last direct
verplaatsen naar de beenlussen en de bandlus onder het zitvlak.
Wanneer het ventrale inbindpunt dienst doet als antivalinbindpunt, moet de bevoegde persoon,
die de gebruikersvoorwaarden evalueert, zich ervan vergewissen dat er enkel een risico
bestaat op een val met de voeten eerst. In dit geval moet u de toegelaten valafstand mogelijk
beperken.
13. Schouderriemen
U moet beide inbindpunten van de schouderriemen tegelijk gebruiken. Het gebruik ervan
is mogelijk tijdens een reddingsoperatie en afdaling/recuperatie. De inbindpunten van de
schouderriemen mogen niet gebruikt worden als antivalinbindpunten. Het is raadzaam om
de inbindpunten van de schouderriemen tegelijk te gebruiken en met een spreider om de
schouderriemen van een compleetgordel uit elkaar te houden.
14. Heupriem, achterkant
U mag het inbindpunt achteraan de heupriem enkel gebruiken voor werkplaatsbeperking.
U mag het inbindpunt achteraan de heupriem niet gebruiken als antivalinbindpunt. Het is
verboden om het inbindpunt achteraan de heupriem voor iets anders te gebruiken dan
werkplaatsbeperking. Het inbindpunt achteraan de heupriem mag maar een minimale last
ondergaan die naar de heupriem van de gebruiker wordt verplaatst en mag nooit gebruikt
worden om het volledige gewicht van de gebruiker te ondersteunen.
15. Lateraal
De laterale inbindpunten moeten samen gebruikt worden, en enkel voor werkpositionering.
De laterale inbindpunten mogen niet gebruikt worden als antivalinbindpunten. De ventrale
inbindpunten worden vaak gebruikt door boomsnoeiers voor werkpositionering, door
hoogtewerkers voor de beklimming van een mast en door bouwvakkers voor het metselen van
muurankers of het klauteren op een bekisting. Het is afgeraden om de laterale inbindpunten (of
elk ander stijf punt van de compleetgordel) te gebruiken voor het wegbergen van het uiteinde
van een antivalleeflijn. Dit zou immers een risico inhouden op struikelen of, in het geval van
meerdere dubbele leeflijnen, zou dit kunnen leiden tot een onevenwichtige verplaatsing van de
last naar de compleetgordel en dus de gebruiker, door het niet-gebruikte deel van de leeflijn.
16. Zitje voor hangend werken
De laterale inbindpunten van een zitje moeten samen gebruikt worden, en enkel voor
werkpositionering. De inbindpunten van een zitje mogen niet gebruikt worden als
antivalinbindpunten. De inbindpunten van een zitje worden vaak gebruikt bij langdurig hangend
werken, zodat de gebruiker zich kan neerzetten op het zitje tussen de twee inbindpunten.
Bijvoorbeeld voor het wassen van de ramen van een groot gebouw.
CONTROLE, ONDERHOUD EN BERGING VAN HET MATERIAAL DOOR DE
GEBRUIKER
De gebruikers van antivalsystemen moeten op zijn minst de voorschriften van de fabrikant voor
de controle, het onderhoud en de berging van het materiaal naleven. De onderneming of de
organisatie van de gebruiker moet een exemplaar van de bijsluiter van de fabrikant bijhouden
en beschikbaar maken voor alle gebruikers. Zie de norm ANSI/ASSE Z359.2: de minimale
voorschriften van een antivalprogramma voor de controle, het onderhoud en de berging van
het materiaal door de gebruiker.
1. Bovenop de controlevoorschriften van de fabrikant wordt het materiaal ook gecontroleerd
door de gebruiker vóór elk gebruik en binnen een periode van één jaar door een bevoegd
persoon (niet de gebruiker) op de volgende punten:
- afwezige of onleesbare markeringen,
- afwezige elementen met een impact op de vorm, de afstelling of de werking van het
materiaal,
- kapotte of beschadigde metalen elementen, i.e. scheuren, snijdende randen, vervormingen,
corrosie of schade als gevolg van chemische producten, oververhitting, wijziging of overmatige
slijtage,
- kapotte of beschadigde bandlussen of touwen, i.e. uitrafeling, splitsing, ontstrengeling,
torsing, knopen, losse vezels, gescheurde of losgekomen naden, overmatige uitrekking of
schade als gevolg van chemische producten, overmatig vuil, wrijving, wijziging, overmatige
smering, ouderdom of overmatige slijtage.
2. De controlecriteria van het materiaal moeten door de onderneming of organisatie van de
gebruiker opgesteld zijn. Deze criteria moeten conform of zelfs strenger zijn dan de bepalingen
van de norm ANSI/ASSE Z359 of de fabrikant. Leef steeds de strengste criteria na.
3. Wanneer tijdens de controle een fout, schade of ongepast onderhoud wordt vastgesteld,
moet het materiaal onmiddellijk afgeschreven worden of vóór elk nieuw gebruik opnieuw op
punt worden gezet door de fabrikant of diens vertegenwoordiger.
Onderhoud en berging
1. Het onderhoud en de berging van het materiaal moeten steeds voorzien worden door de
onderneming of de organisatie van de gebruiker, en conform de voorschriften van de fabrikant.
Elk specifiek probleem voor een bepaalde situatie moet worden gemeld en behandeld in
overeenstemming met de fabrikant.
2. Elk materiaal dat onderhoud nodig heeft of bedoeld is voor onderhoud, wordt aangeduid
met het teken 'onbruikbaar' en mag niet gebruikt worden.
3. Al het materiaal wordt zo opgeborgen om schade als gevolg van de volgende
omgevingsfactoren te vermijden: temperatuur, uv-stralen, vochtigheid, olie, chemische
producten of bijbehorende dampen en alle andere beschadigende elementen.
C0095800D (020420)
13