NL
5 Geheugen
5.1
Het weergeven
van de
opgeslagen
waarden
5.2
Wissen van het
geheugen
120
U kunt in elk van de beide geheugens van uw bloeddrukmeter maximaal 60 metingen (bloeddruk
en pols met tijd en datum) opslaan. De meetwaarden worden automatisch opgeslagen. Voor het
oproepen van de opgeslagen meetwaarden drukt u op de MEM-toets
ingestelde geheugen (U1 of U2) aan. Door te drukken op de START-toets
geheugen. De opgeslagen gegevens verschijnen op het display. Na het drukken op de MEM-toets
worden de waarden van de laatst opgeslagen meting (geheugenplaats-nummer = "01")
inclusief de knipperende bloeddruk-Indicator aangegeven. Verder drukken op de MEM-toets
geeft de meetwaarden van daarvoor aan. Als u bij de laatste invoer bent gekomen en nog een keer
op de MEM-toets
drukt, schakelt het apparaat in de geheugen-oproepmodus na ca. 120 seconden
automatisch uit. Door te drukken op de START-toets
allen tijde verlaten en het apparaat tegelijk uitschakelen. Als er in een geheugen 60 meetwaarden
zijn opgeslagen en er een nieuwe waarde wordt opgeslagen, wordt de oudste waarde gewist.
Als u zich in de geheugenoproepmodus bevindt, drukt u ca. 8 seconden op de MEM-toets
houdt u die vast. Na drie pieptonen worden alle opgeslagen meetwaarden automatisch gewist. In
het display worden in plaats van de meetwaarden alleen nullen aangegeven.
. Het apparaat geeft het
komt u in het andere
kunt u de geheugen-oproepmodus te
en