Montageplaats vastleggen. In het stralingsbereik van
de haardkachel mogen tot en met een afstand van 80
cm,
gemeten
vanaf
vuurhaarddeur, geen voorwerpen uit brandbaar
materiaal voorhanden zijn of worden neergezet.
Afhankelijk van hoe de haardkachel voor de te
beschermen wanden (brandbaar of dragend) wordt
gemonteerd, moeten overeenkomstig de positie van
de verbrandingsruimtedeur naar de opstelresp. zijof
achterwand, de volgende afstanden tot de wanden
worden aangehouden (zie tekening).
Voor te beschermen wanden en plafonds met een U-
waarde <0,4 W / m²K moet de gespecificeerde
minimumafstand tot deze componenten met 5 cm
worden verhoogd.
Wanneer er bij de opstelling geen wanden beschermd
moeten worden, dient er alleen een minimale afstand
van 5 cm voor de warmteafvoer te worden
aangehouden.
Pijpvoering (bouwzijdig) in de schoorsteen inbouwen.
De aansluithoogte kan bij de kachelpijpaansluiting
boven individueel worden vastgelegd, mag echter niet
meer dan 1,5 m vanaf de aanluitstomp bedragen.
Aansluithoogte bij kachelpijpaansluiting zie hoofdstuk
„Technische gegevens". Er mag zich binnen een
radius van 20 cm rond de kachelpijp geen brandbaar
materiaal bevinden.
De kachelpijp aan beide aansluitpunten met ovenkit
duurzaam aansluiten.
Haardkachel aan de voorgeziene plaats schuiven en
zo uitrichten, dat de kachelpijp in de pijpvoering past.
De kachelpijpaansluitingen moeten dicht zijn. De
kachelpijp mag niet in de schoorsteen binnensteken.
Houd er a.u.b. rekening mee dat er aan de wanden
waar de kachel tegen aan staat, volgens de eisen
van de EN 13240 een temperatuur van 85°C bereikt
kan worden en dat dit een verkleuring van licht
behang of soortgelijke brandbare bouwstoffen tot
gevolg kan hebben.
de
zichtruit
van
de
45