Nederlands
Fouten opsporen
!
WAARSCHUWING
Onderhoudswerk mag alleen door ervaren en deskundig personeel worden uitgevoerd.
Symptoom
Motor start niet.
Vermogen van het aggregaat niet in orde.
Motortoerental loopt niet onbelast wanneer
het gereedschap niet in werking is.
Het gereedschap loopt heet.
Onmogelijk om de slangen of het
gereedschap aan te sluiten.
Olie komt schuimend uit de
ontluchtingsfilter.
Ongeoorloofd gebruik of kopiëren van de inhoud of een deel Van deze handleiding is niet toegestaan. Dat geldt in het bijzonder voor
handelsmerken, model-benamingen, onderdeel nummers en tekeningen.
50
Mogelijk
Geen brandstof.
Brandstof On/Off schakelaar in de stand
OFF (=UIT).
Draaischakelaar in de stand OFF (=UIT).
Laag motoroliepeil.
Choke foutief ingesteld t.o.v.
motortemperatuur.
Bougie vuil of vochtig.
Losse of gebroken bougiekabel.
Ontstekingsfout.
Ontlastklep in de stand AAN (ON).
Uitgangsdebiet (capaciteit) van het
aggregaat niet in orde.
Ontlastklep op een te lage drukwaarde
ingesteld.
Motortoerentalregelaar niet in orde.
POD plunjer blijft hangen of is beschadigd.
Beschadigde slangen of koppelstukken.
Verstopte zuigkorf.
Versleten of beschadigde hydraulische
pomp.
Versleten ontlastklep.
Defect gereedschap.
Gebroken tegendrukveer van de POD
plunjer.
Hoge tegendruk in het systeem,
veroorzaakt door slangen van langer dan
8 m of door beschadigde slangen of
koppelstukken.
Eenheid niet volledig opgewarmd.
Luchttoevoer van koeler verstopt.
Ventilatie van het vermogensaggregaat
niet in orde.
Hoge tegendruk.
Schade aan de ventilator in de koeler.
Ontlastklep op een te lage drukwaarde
ingesteld.
Drukstuwing in het systeem.
Koppelstuk beschadigd.
Luchtlek in aanzuigkring, tank, koeleenheid
of pomp.
Fouten herstellen
Vul de brandstoftank.
Zet de schakelaar in de stand ON (=AAN).
Zet de schakelaar in de stand ON (=AAN).
Motoroliecarter bijvullen.
Bij koude motor: maximaal ON (=AAN)
kiezen. Bij warme motor: ON (=AAN)
kiezen.
Maak de bougie schoon.
Hermonteer correct of vervang door een
nieuwe kabel. Controleer of de bougie
vonken geeft.
Controleren.
Zet ontlastklep in de stand UIT (OFF).
Controleer de capaciteit van het
vermogensaggregaat m.b.v. een debiet-
en druktestapparaat.
Controleer de ijking.
Controleer de ijking.
Repareren of vervangen.
Vervangen.
Verwijderen en reinigen.
Repareren of vervangen.
Vervangen.
Raadpleeg de betreffende handleiding
('Gereedschap').
Nieuwe veer monteren.
Controleer het systeem.
Laat de eenheid opwarmen (door continu
gebruik van het gereedschap).
Maak de inlaat vrij.
Herpositioneer het vermogensaggregaat.
Controleer het systeem.
Controleer of er geen ventilatorbladen
beschadigd zijn.
Terugstellen of vervangen.
Sluit eerst de retourleiding aan, ventileer
het systeem d.m.v. de regelafsluiter in de
middelste stand; laat de druk uit de slang
door het koppelstuk los te schroeven.
Koppelstuk vervangen.
Span de slangkoppelstukken aan,
controleer de koeleenheid op schade.