3. Antennegat boren
b
De boring met een nietwatervaste stift
aftekenen (het gebied rond de boring ter
bescherming met afplakband afplakken).
Bij het boren van het antennegat tegelijkertijd
vanuit de binnenruimte van het voertuig met een
stofzuiger de boorspanen opzuigen.
F 46 84 053 B
De boring (1) met maat (2) in het midden op het
voertuig aftekenen. De dakkant boven de achterruit
is de referentielijn voor maat (2).
Maat 2 = 100 mm
De boring (1) met een 3 mm Ø boor voorboren.
De boring (1) vanuit de binnenruimte controleren.
Nadat de boring gecontroleerd is, deze d.m.v. een
getrapte boor uitboren tot 18,5 mm Ø.
Alle boorspanen d.m.v. perslucht volledig
verwijderen (veiligheidsbril).
4. Antennevoet monteren
F 46 84 054
Fahrtrichtung = rijrichting
De antennekabel (1) vóór de montage in het
voertuig op de antennevoet (2) steken.
De gedemonteerde antennevoet (2) voorzichtig in
de boring (3) inzetten (de dakhemel hierbij niet te
ver naar beneden trekken).
De antennevoet (2) van onderaf tegenhouden.
De afdichtring (4) plaatsen en de houderring (5) van
buitenaf (van boven) aanbrengen.
De antennemoer (6) licht vastschroeven.
De antennevoet (2) met de aansluiting voor de
antennekabel voorwaarts (in rijrichting) draaien,
vasthouden en met een 20 mm steeksleutel
vastzetten (aanhaalkoppel 4 Nm).
De antennestaaf (7) vastzetten
(aanhaalkoppel 2 Nm).
5. Antennekabel installeren
F 46 84 055 B
b
De dakhemel niet te sterk naar beneden
drukken (risico van knikken).
De antennekabel (1) met een lus (2) langs de
uitdieping (3) in het dak en in de C-stijl installeren
en met textiel plakband (4) meervoudig
vastplakken.
De antennekabel (1) met haakse stekker via de
bestaande schuimplastic tule (5) tot naar de plaats
van inbouw van de SE-unit (zender en ontvanger)
of de FSE-box (hands-free systeem) in de
bagageruimte installeren en met kabelstroppen (6)
langs de voertuigdraadboom vastzetten.
c
c
6. Algemene aanwijzingen
De inbouw dient op analoge wijze in omgekeerde
uitbouwvolgorde te geschieden.
13