Probleem
Elektrisch stuurventiel werkt niet.
Pomp werkt maar pompt geen olie.
of
De pomp bouwt geen volledige druk
op.
Pomp bouwt volledige druk op, maar
de momentsleutel gaat niet vooruit.
Momentsleutel wordt niet
ingetrokken.
Manometer geeft niet nul (0) psi/
bar aan wanneer de pompmotor is
gestopt.
De pomp wordt heet.
Probleemoplossingsgids (vervolg)
Mogelijke oorzaak
Geen voedingspanning op de pomp, of verkeerde
spanning.
Solenoïdekabel losgekoppeld of beschadigd.
Solenoïdespoel niet operationeel.
De pomp is niet ontlucht.
Ontluchtingsdop van het reservoir niet geïnstalleerd.
Laag oliepeil.
Drukbegrenzingsklep staat te laag ingesteld.
Extern systeemlek.
Olie-inlaatrooster verstopt.
IInwendig lek in de pomp.
Inwendig lek in de klep.
Inwendig lek in systeemonderdeel.
Koppel is groter dan de sleutelcapaciteit op volle
druk.
Oliestroom naar de moersleutel is volledig of
gedeeltelijk geblokkeerd.
Retour-oliestroom van de moersleutel is beperkt of
geblokkeerd.
Defect stuurventiel.
Druk niet ontlast.
Manometer is fout gekalibreerd.
Oliestroom gedeeltelijk geblokkeerd
Laag oliepeil.
Ventilator van de oliekoeler werkt niet.
Oliekoeler warmtewisselaar bedekt met vuil of
verstopt.
Actie
Sluit aan op de correcte voedingsbron volgens het
typeplaatje van de pomp.
Kabel aansluiten, repareren of vervangen.
Raadpleeg bevoegd servicecentrum.
Laat de pomp een paar minuten werken, terwijl ze
zachtjes van links naar rechts wordt gekanteld.
Verwijder transportdop en installeer ontluchtingsdop
volgens sectie 4.1.
Olie bijvullen volgens sectie 4.2.
Afstellen volgens sectie 5.6.
Inspecteer en repareer zo nodig of vervang delen.
Reinig olie-inlaatrooster.
Raadpleeg bevoegd servicecentrum.
Gebruik een momentsleutel met grotere capaciteit.
Controleer de koppelingen op volledige aansluiting
volgens sectie 4.4.
Controleer de koppelingen op volledige aansluiting
volgens sectie 4.4.
Laat motor draaien tijdens het achteruit werken.
Raadpleeg bevoegd servicecentrum.
Ontlast de druk volgens sectie 5.4.
Laat de manometer opnieuw kalibreren door een
bevoegd service center.
Controleer de koppelingen op volledige aansluiting
volgens sectie 4.4.
Olie bijvullen volgens sectie 4.2.
Controleer de ventilator op een goede werking.
Verwijder het vuil van de ventilator en schoepen.
Controleer de oliekoelerleidingen op verstoppingen.
42