8. Functies tijdens opstarten en onderhoud
8-1. Zelfdiagnose
• Fouten (foutmeldingscodes) uit het verleden die zijn opgeslagen in de binnenapparaten kunnen
worden gecontroleerd.
1 Groepskeuze
↓
2 Oproepen scherm zelfdiagnose
↓
3 Selecteren adresnummer binnenapparaat waarvoor zelfdiagnose moet worden uitgevoerd
↓
4 Tonen foutmeldingscodes
↓
5 Resetten storingsverloop
↓
6 Uitschakelen zelfdiagnose
1 Groepskeuze
• Selecteer de groep waarvoor de zelfdiagnose moet worden uitgevoerd met de
groepskeuzeschakelaar.
OPMERKING: De groep met het kleinste groepsnummer uit alle geregistreerde groepen wordt geselec-
teerd wanneer de zelfdiagnose wordt uitgevoerd vanaf het instelscherm voor gezamen-
lijke bediening.
2 Oproepen van het scherm voor zelfdiagnose
• Schakel door naar het scherm voor zelfdiagnose en start de zelfdiagnose door in het instelscherm
voor gezamenlijke bediening tweemaal op de CHECK-schakelaar te drukken.
CENTRALLY CONTROLLED
CHECK
ADDRESS
˚C
COLLECTIVE
GROUP
Instelscherm groepsbediening
Het kleinste adresnummer van de groepen geselecteerd onder 1 verschijnen op de display.
CENTRALLY CONTROLLED
CHECK
ADDRESS
˚C
COLLECTIVE
GROUP
Scherm zelfdiagnose
3 Selecteren van het adresnummer van het binnenapparaat waarvoor zelf-
diagnose moet worden uitgevoerd
• Selecteer het adresnummer van het binnenapparaat waarvoor zelfdiagnose moet worden uitgevoerd
met behulp van de
timerschakelaar.
• Als het adresnummer van het binnenapparaat is geselecteerd met de
wordt alleen het adresnummer geselecteerd van het binnenapparaat dat binnen de groep is geregis-
treerd die onder 1 is geselecteerd.
102
˚C
ON
OFF
GROUP
FILTER
CHECK MODE
TEST RUN
NOT AVAILABLE
˚C
ON
OFF
GROUP
FILTER
CHECK MODE
TEST RUN
NOT AVAILABLE
en
schakelaar voor temperatuurinstelling of de
Druk tweemaal op de CHECK-schakelaar.
Displaygebied foutmeldingscode [
binnenapparaat)
Afwisselend
[
] (foutmeldingscode)
en
] (adresnummer
externe
externe timerschakelaar