3in1 statiefventilator met aanraakscherm Handleiding
Zorg ervoor dat de ventilator op een stabiele, gelijkmatige onder-
grond staat wanneer deze in werking is, om kantelen te voorkomen.
Plaats de ventilator niet in de buurt van open ramen: de regen kan
de ventilator nat maken, wat kortsluiting kan veroorzaken en een
elektrisch gevaar kan opleveren. Laat de ventilator niet in de buurt
van een ruimte staan waar water wordt opgevangen om mogelijke
risico's op elektrische schokken te voorkomen. Dompel het apparaat
niet onder, steek de stekker of het snoer niet in het water en besproei
het niet met vloeistoffen.
Gebruik de ventilator niet met een beschadigd snoer of beschadigde
stekker of in geval van storing, onopzettelijk vallen of mogelijke scha-
de. Neem contact op met de in deze handleiding vermelde dienst
voor reparatie of vervanging.
Gebruik de ventilator niet in de aanwezigheid van explosieve en/of
ontvlambare dampen.
Plaats de ventilator niet in de buurt van een open vlam, een kookto-
estel of een ander verwarmingstoestel.
Gebruik deze ventilator niet buitenshuis of op plaatsen waar zich
bronnen of containers met water bevinden, zoals badkamers of wa-
sruimten. Plaats de ventilator nooit op een plaats waar deze in het
water kan vallen (bijv. in een badkuip of een ander waterreservoir).
Dompel de ventilator niet onder in water of andere vloeistoffen om
hem te beschermen tegen elektrische gevaren.
Gebruik geen ventilator zonder voet. De ventilator moet rechtop-
staand werken.
Gebruik de ventilator niet in de buurt van gordijnen, planten of op
plaatsen waar andere voorwerpen in de draaiende bladen kunnen
vast komen te zitten.
Om de ventilator los te koppelen, moet u de stekker vastpakken en
uit het stopcontact trekken. Trek nooit aan het snoer.
Laat het netsnoer niet onder tapijt lopen; bedek het netsnoer niet met
vloerkleedjes, lopers of dergelijke. Leg het snoer uit de buurt van ver-
keerszones en waar het niet over gestruikeld kan worden.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (inclusief
kinderen) met verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale moge-
lijkheden of een gebrek aan ervaring en kennis, tenzij zij toezicht of
instructies hebben gekregen over het gebruik van het apparaat door
een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid.
Kinderen moeten onder toezicht staan om ervoor te zorgen dat ze
niet met het apparaat spelen.
52