Veiligheidsinstructies
Montage, aansluiting, inbedrijfstelling en
reparatie mogen alleen door een
vakman uitgevoerd worden. Deze
vakman kan de passende bevestiging
en afvoerluchtgeleiding van de dampkap
bepalen. De bevestiging moet geschikt
zijn voor het gewicht van de dampkap
en de belasting van de ondergrond.
Rekening houden met de uittrekwaarden
van de meegeleverde plugs. Deze
hebben, afhankelijk van de ondergrond,
de volgende waarden: Plug Ø10 mm:
Beton B25 9,4 kN Muurtegel Z20 5,2 KN
Volle kalksteen KSV20 4,8 KN. Bij
andere onstabiele ondergrondden moet
voor de veilige montage van de
dampkap raad gevraagd worden aan
een
vakman
voor
bijvoorbeeld een staticus of een
architect.
Verwondingsgevaar!
Door de fabricatie kunnen er scherpe
kanten in het kaplichaam zijn. Tijdens de
m o n t a g e
m o e t e n
eidshandschoenen gedragen worden.
Gevaar door elektrisch schok
De netspanning moet overeenstemmen
met de gegevens op het typeplaatje.
Deze bevindt zich in de buurt van de
filter binnen in de kap. De dampkap
alleen op een volgens de voorschriften
geïnstalleerde veiligheidscontactdoos
aansluiten. De contactdoos moet na de
montage eenvoudig te bereiken zijn om
de dampkap, indien nodig, van de
netspanning te kunnen ontkoppelen. Bij
een vaste aansluiting (bijvoorbeeld
wanneer er geen passende contactdoos
is) mag de dampkap alleen door een
elektrische vakman op de netspanning
aangesloten worden. Voor de vaste
aansluiting moet de dampkap op een
e n k e l e
s t r o o m k r i n g
scheidingsinrichting
worden. Als scheidingsinrichting gelden
schakelaars met een contactopening
bouwwerken,
v e i l i g h -
m e t
aangesloten
van minstens 3 mm en alpolige
s c h a k e l a a r s ,
schakelaars en relais. Voor de werken
aan de elektrische aansluiting van de
d a mp k ap ,
d e
n e t s t r o o m k r i n g e n
Vooraleer bevestigingsgaten te boren
controleren of er geen elektrische
leidingen door de boorwerken kunnen
beschadigd worden. De elektrische
aansluiting moet zodanig voorbereid
worden dat de dampkap daarmee
eenvoudig kan aangesloten worden. De
plaatselijke voorwaarden
nageleefd worden.
Afvoerluchtgeleiding (voor
afvoerluchtbedrijf)
De afvoerlucht mag niet naar een
schoorsteen gevoerd worden die voor
uitlaatgassen van toestellen met
brandstoffen (bijvoorbeeld gas) gebruikt
wordt. De officiële voorschriften voor de
evacuatie van de afvoerlucht moeten
nageleefd worden. De afvoerluchtweg
moet zodanig voorbereid worden dat de
dampkap daarmee eenvoudig kan
verbonden worden. De afvoerluchtslang
moet zonder buigingen gelegd zijn.
W a n n e e r
d e
afvoerluchtbedrijf gelijktijdig met andere
kamerluchtafhankelijke kookplaatsen
(bijvoorbeeld met hout, gas, olie of kolen
aangestoken toestellen) in één kamer
bedreven wordt, dan kunnen dodelijke
verbrandingsgassen door een zich
vormende onderdruk terug naar de
kamer gevoerd worden. De bediener
moet daarom altijd voor voldoende
toegevoerde lucht zorgen. De onderdruk
in de kamer mag niet groter zijn dan 4
Pa (0,04mbar).
Stookplaats voor vaste brandstoffen
Boven een stookplaats voor vaste
brandstoffen, waarvan een brandgevaar
(bijvoorbeeld rondvliegende vonken)
kan uitgaan, is de montage van de
dampkap enkel toegelaten wanneer de
b i j v o o r b e e l d
L S -
n et s tr o om k ri n g
u i t s c h a k e l e n .
moeten
d a m p k a p
i n
nl
/
h e t
37