6.1. Specificaties voor koelleidingen en afvoerleidingen
[Fig. 6.1.1] (P.3)
A Afmetingen insneden voor flens
B Afmetingen koelleidingen & aantrekkoppel flensmoeren
C Breng koelmachine-olie aan over het gehele oppervlak van de flenszitting
A Afmetingen insneden voor flens
Buitendiameter (O.D.) koperen buis (mm)
B Afmetingen koelleidingen & aantrekkoppel flensmoeren
Vloeistofleiding
Aantrek-
Afmetingen
buis
P20/25/32/40
O.D. ø6,35 (1/4")
14 – 18
P50
O.D. ø6,35 (1/4")
34 – 42
P63/80
O.D. ø9,52 (3/8")
34 – 42
P100/125
O.D. ø9,52 (3/8")
34 – 42
* Gebruik de bijgeleverde flensmoeren voor de volgende leidingen: Vloeistofleiding van P50, P100, P125 en gasleiding van P50
6.2. Koelleiding, afvoerleiding en vulopening
[Fig. 6.2.1] (P.3)
A Koelleiding (vloeistofleiding): UP
D Koelleiding (gasleiding): LP
6.3. Verzoek voor aansluiten van de koelstofpijpen
Omschrijving van de te gebruiken onderdelen
Werkprocedures
Nr.
Bevestig de meegeleverde pijp-
isolatie (1) op de vloeistofpijp van
de koelstofpijpen en bevestig ver-
volgens de optrompisolatie (2) op
de gaspijp.
1
Vastzetten van de geïsoleerde
pijp
2
Vastzetten van de
optrompisolatie
3
[Fig. 6.3.1] (P.3)
A Markering "0-0 gas"
C Markering "OUTER"
E Koelstofpijpen (gas)
G Koelstofpijpen naar apparaat
I Isolatiemateriaal
K In deze richting wegduwen
M Optrompmoer
O Terugplaatsen op oorspronkelijke positie
[Fig. 6.3.2] (P.3)
(figuur waarin de optrompisolatie wordt getoond)
A Koelstofpijpen naar apparaat
C Zijplaat van apparaat
E Markering "INNER"
G Meegeleverde optrompisolatie (2)
ø6,35
ø9,52
ø12,7
ø15,88
ø19,05
R410A
Gasleiding
Aantrek-
Afmetingen
koppel
koppel
buis
(N·m)
(N·m)
O.D. ø12,7 (1/2")
49 – 61
O.D. ø12,7 (1/2")
68 – 82
O.D. ø15,88 (5/8")
68 – 82
O.D. ø15,88 (5/8")
100 – 120
B Afvoerleiding
C Lengte ophangbout
E Vulopening
F Afvoergat
Details van de werkzaamheden
Op de binnenkant van de optrompisolatie zijn
de markeringen "INNER" en "OUTER" aan-
gebracht. Bevestig het gedeelte met de
markering "INNER" nabij het apparaat zelf en
het gedeelte met de markering "OUTER" aan
de kant van de pijpen die naar het apparaat
toe leiden.
• Maak de geïsoleerde pijp vast met het
isolatieband.
• Zet de isolatie stevig vast met behulp van
de meegeleverde afbindband (4) op de
plaats die is aangegeven in de tekening.
• Maak de optrompisolatie vast met het mee-
geleverde band (3).
• Maak de meegeleverde afbindband (4) vast op
de plaats die is aangegeven in de tekening.
B Markering "INNER"
D Optrompisolatie (2)
F Koelstofpijpen (vloeistof)
H Pijpisolatie (1)
J Optrompmoer
L Isolatiemateriaal
N Er mag geen tussenruimte zijn.
B Er mag geen tussenruimte zijn.
D Markering "OUTER"
F Apparaat
Flensafmetingen øA afmetingen (mm)
R407C of R22
Vloeistofleiding
Aantrek-
Afmetingen
Afmetingen
koppel
buis
buis
(N·m)
O.D. ø6,35 (1/4")
14 – 18
O.D. ø12,7 (1/2")
O.D. ø9,52 (3/8")
34 – 42*
O.D. ø15,88 (5/8")
O.D. ø9,52 (3/8")
34 – 42
O.D. ø15,88 (5/8")
O.D. ø9,52 (3/8")
34 – 42
O.D. ø19,05 (3/4")
Punten om op te letten
• Indien u de optrompisolatie van een ander type
gebruikt, kan dit leiden tot condensvorming. Con-
troleer de naam van het type op de isolatie en ver-
zeker u ervan dat u de juiste gebruikt.
• Om te voorkomen dat er tussenruimte ontstaat bij
de zijplaat van het apparaat, dient u zich ervan te
verzekeren dat de optrompisolatie stevig tegen de
zijplaat van het apparaat aan zit voordat u de iso-
latie bevestigt.
• Indien u de met "INNER" en "OUTER" gemerkte
uiteinden van de isolatie verkeerd om bevestigt,
kan dit leiden tot condensvorming.
Dicht de spleet zorgvuldig af opdat er geen openin-
gen blijven. Let er op dat u de isolatie zo bevestigt
dat de spleet zich aan de bovenkant bevindt.
Dicht de spleet zorgvuldig af opdat er geen openin-
gen blijven. Let er op dat u de isolatie zo bevestigt
dat de spleet zich aan de bovenkant bevindt.
[Fig. 6.3.3] (P.3)
A Band (3)
C Meegeleverde afbindband (4)
Opmerkingen:
*1
Plaats de optrompmoer op de koelstofpijp die naar het apparaat toe
leidt. Schuif het isolatiemateriaal uit de weg op de plaats waar de
optrompverbinding wordt aangebracht en plaats het terug nadat de
optrompwerkzaamheden zijn uitgevoerd. Het blootleggen van de ko-
peren pijpen kan leiden tot condensvorming. Wees bijzonder voor-
zichtig bij het uitvoeren van deze werkzaamheden.
*2
Er mag geen tussenruimte zijn.
*3, *4 Er mag geen tussenruimte zijn. De spleet dient zich aan de boven-
kant te bevinden.
8,7 – 9,1
12,8 – 13,2
16,2 – 16,6
19,3 – 19,7
22,9 – 23,3
Flensmoer buitendiameter (O.D.)
Gasleiding
Aantrek-
Vloeistofleiding
koppel
(mm)
(N·m)
49 – 61
17
68 – 82*
22
68 – 82
22
100 – 120*
22
Figuren ter referentie
[Fig. 6.3.1] (P.3)
[Fig. 6.3.2] (P.3)
[Fig. 6.3.2] (P.3)
[Fig. 6.3.3] (P.3)
(Opmerking *3)
[Fig. 6.3.3] (P.3)
(Opmerking *4)
B Vastmaken met band.
Gasleiding
(mm)
27
29
29
36
49