Onderhoud; Reiniging; Warmtebeeldcamera Controleren; Na Gebruik Controleren - Dräger UCF 6000 Instrucciones De Uso

5

Onderhoud

Wanneer de camera in overeenstemming met de gegevens in
hoofdstuk 2.4 op pagina 157 wordt gebruikt, hoeft deze niet te worden
gedesinfecteerd. Wanneer
omstandigheden toch moet worden gedesinfecteerd, is verdere
informatie verkrijgbaar bij Dräger.
5.1

Reiniging

Het display, venster van de IR-camera, venster van de optische
camera en laservenster zijn gemaakt van krasbestendig materiaal. Ga
bij het reinigen van deze optische oppervlakken niettemin voorzichtig
te werk.
VOORZICHTIG
!
Voor het reinigen van de warmtebeeldcamera geen
oplosmiddelen of verdunningsmiddelen gebruiken. De
camerabehuizing kan anders worden beschadigd.
1. De warmtebeeldcamera afvegen met een vochtige, pluisvrije
doek. Zo nodig met warm zeepsop reinigen.
2. De warmtebeeldcamera afdrogen met een zachte, pluisvrije doek
en volledig laten opdrogen.
3. Als er vocht in de
warmtebeeldcamera zo lang laten drogen tot de contacten
vochtvrij zijn.
5.2

Warmtebeeldcamera controleren

5.2.1

Na gebruik controleren

De warmtebeeldcamera controleren op beschadigingen in de

constructie alsmede schade door hitte en chemicaliën.
Dräger UCF 6000, UCF 7000, UCF 8000, UCF 9000
de camera vanwege bijzondere
accuschacht is gekomen,
Display, venter van de IR-camera, laservenster en venster van de

optische camera op mechanische beschadigingen of vervuiling
inspecteren.
Warmtebeeldcamera bij verontreinigingen reinigen. Wanneer er

een beschadiging wordt geconstateerd, de warmtebeeldcamera
onmiddellijk buiten gebruik stellen en aan gekwalificeerd
servicepersoneel overhandigen ter reparatie.
De camera mag niet meer worden gebruikt wanneer bij de controle
schade of storingen zijn vastgesteld.
AANWIJZING
i i
voor Dräger UCF 7000, Dräger UCF 8000, Dräger
UCF 9000
De gegevens die zijn opgeslagen in de camera (instellingen,
gegevens, videobeelden) voor het opsturen opslaan, omdat
deze tijdens een reparatie verloren zouden kunnen gaan.
5.2.2

Controles tijdens opslag

Wanneer de camera wordt opgeslagen en buiten gebruik is, moeten
de volgende controles regelmatig worden uitgevoerd:
Om de 6 maanden controleren of de warmtebeeldcamera naar

de
behoren werkt:
De accu plaatsen en de warmtebeeldcamera inschakelen.
Het warmtebeeld moet worden weergegeven en de toetsen
moeten werken.
De warmtebeeldcamera weer uitschakelen en de accu uitnemen.
Accu's opladen (zie hoofdstuk 3.2.3 op pagina 160).

Wanneer de accuwerktijd niet meer voldoende is, de accu

afvoeren en vervangen door een nieuwe.
Onderhoud
169