c) Zeezout
d) Garnaleneieren
e) Lege container
12. Microscoopbestek
13. Instelwieltje
14. Maatbekers
15. Broedinstallatie
16. MicroCut
17. Petrischaal
18. Oogschelp
1. Wat is een microscoop?
De microscoop bestaat uit twee lenssystemen: het oculair en het objec-
tief. Om het gemakkelijker te maken, stellen wij ons deze systemen elk
als één lens voor. In werkelijkheid bestaan echter zowel het oculair (1)
als de objectieven in de revolver (3) uit meerdere lenzen. De onderste
lens (het objectief) vergroot het preparaat en er ontstaat een vergrote
afbeelding van het preparaat. Dit beeld, dat je niet ziet, wordt door de
tweede lens (het oculair, (1) nog eens vergroot en dan zie je het „micro-
scoop-beeld".
2. Waar en hoe zet je de microscoop neer?
Voordat je begint, kies je een geschikte plaats uit, om met de microscoop
te kunnen werken. Aan de ene kant is het belangrijk dat er voldoende licht
is. Verder adviseer ik, de microscoop op een stabiele ondergrond neer te
zetten, omdat je op een wiebelende ondergrond geen goede resultaten
kunt krijgen.
3. Normale observatie
Voor de normale observatie zet je de microscoop op een goed verlichte
plaats (raam, bureaulamp).
Draai de scherpteregeling (2) tot aan de bovenste aanslag en stel de
objectiefrevolver (3) op de kleinste vergroting in.
Doe nu de lamp aan met de schakelaar op de voet van de microscoop.
Nu schuif je een duurzaam preparaat onder de klemmen op de objectta-
fel (4), precies onder het objectief. Wanneer je door het oculair (1) kijkt,
zie je nu het uitvergrote preparaat. Het beeld zal eerst nog wazig zijn. De
scherpte stel je in, door langzaam aan de scherpteregeling te draaien.
Nu kun je een hogere vergroting kiezen, doordat je aan de objectiefrevol-
ver draait en een ander objectief voor het oculair haalt.
Als je de vergrotingsfactor verandert, moet je ook de scherpte opnieuw
instellen, en hoe hoger de vergroting, hoe meer licht er nodig is om de
afbeelding goed te kunnen bekijken.
Het instelwieltje (13) onder de microscooptafel (4) helpt bij het bekijken
van zeer felle of doorzichtige preparaten. Draai daarvoor aan het instel-
wieltje (13) tot het beste contrast bereikt is.
NL
23