2. OPLADEN
om uw accu's optimaal te kunnen opladen, zijn de spanning en de stroomsterkte instelbaar. Bovendien kunt u
desgewenst opladen met temperatuurcompensatie. Hieronder leest u hoe u de parameters kunt instellen voor aange-
past opladen.
1. Sluit de kabels aan op de acculader
(zie "De acculader aansluiten")
2. Sluit de acculader aan op de accu
(zie "De acculader aansluiten")
3. Sluit de acculader aan op een wandcontactdoos
Het aan/uit-lampje geeft aan dat het netsnoer is aangesloten op de wandcontactdoos. Het storingslampje gaat
branden als de accuklemmen niet correct zijn aangesloten. De beveiliging tegen omgekeerde polariteit zorgt
ervoor dat de accu en de acculader geen schade oplopen.
4. Selecteer het oplaadprogramma met de MODE-knop
5. Druk op de SET-knop om de parameters in te stellen
6. Selecteer de spanning
•
Display (h) geeft aan dat de spanning (
•
Display (V) toont de ingestelde spanning
•
Druk op +/- om de waarde aan te passen
•
Druk op de SET-knop om te bevestigen
7. Selecteer de stroomsterkte
•
Display (h) geeft aan dat de stroomsterkte (
•
Display (A) toont de ingestelde stroomsterkte
•
Druk op +/- om de waarde aan te passen
•
Druk op de SET-knop om te bevestigen
8. Selecteer de temperatuurcompensatie
• Display (h) geeft aan dat de temperatuurcompensatie (
•
Het lampje van de temperatuursensor geeft aan dat de temperatuursensor geactiveerd is
•
Druk op +/- om de waarde aan te passen
•
Druk op de SET-knop om te bevestigen
9. Druk op START/PAUSE om de oplaadcyclus te beginnen of druk op MODE als u het oplaadprogramma
wilt wijzigen
10. Via het 8-stappen display kunt u het oplaadproces volgen
De accu is gereed om de motor te starten wanneer STEP 4 verlicht is.
De accu is volledig opgeladen wanneer STEP 7 verlicht is.
11. U kunt altijd stoppen met opladen door op START/PAUSE te drukken
12. Druk nogmaals op START/PAUSE om de oplaadcyclus te hervatten
U
) ingesteld kan worden
A
) ingesteld kan worden
) ingesteld kan worden
E
60