Druk zo vaak op de toets 19 tot het gewenste
proces is geselecteerd.
9 Het symbool 'Elektrode MMA' of 'Elektrode CEL'
(LED 15 of 16) licht op.
 Stel met behulp van de bedieningsknop 14 de
gewenste lasstroom in.
Vlamboog ontsteken
 Raak het werkstuk even aan op de plaats die
moet worden gelast, en hef de elektrode enigs-
zins op.
9 De vlamboog brandt tussen het werkstuk en de
elektrode.
Hotstart
In het lasproces 'Elektrode' wordt standaard
voor het ontsteken gedurende 1 seconde een
hotstart van 125% van de ingestelde lasstroom
gebruikt. De hotstart is zoals de lasstroom tot
maximaal 180 A begrensd.
Dit kan in het menu 'Nevenparameters' wor-
den gewijzigd.
Richtwaarden voor stroomsterkte
Elektrode-Ø
[mm]
1,5
2,0
2,5
3,2
4,0
Pulsen
Het pulsen kan voor elk proces apart worden
ingesteld.
 Roep de nevenparameters op (zie '16 Nevenpa-
rameters' op pagina 69).
 Selecteer het menu-item 'Pulse-optie' (code
'Pu0') en stel dit in op 'on' .
De LED 18 'Pulsen' licht op.
 Selecteer de nevenparameter 'Tweede-ener-
gie' (code '2.E').
 Stel de gewenste tweede-stroomwaarde via de
bedieningsknop 14 in. De instelwaarde is geba-
seerd op % van de hoofdstroom I1.
- 68 -
Geadviseerde
stroomsterkte [A]
20 ... 40
35 ... 60
45 ... 100
75 ... 140
130 ... 190
909.4119.9-02
 Selecteer de nevenparameter 'Pulsfrequentie'
(code 'PuF').
 Stel de gewenste pulsfrequentie via de bedie-
ningsknop 14 in.
 Selecteer de nevenparameter 'Pulsverhouding'
(code 'PuB').
 Stel de gewenste pulsverhouding via de be-
dieningsknop 14 in. De instelwaarde geeft
het aandeel in % van de hoofdstroom I
Voorbeeld: 60 % komt overeen met de aande-
len 60 % hoofdstroom I
gie I
.
2
 Verlaat de nevenparameters.
Tijdens het lassen wordt in de weergave 22 de
berekende gemiddelde stroomwaarde weerge-
geven.
15.2 TIG
Controleer voor het inschakelen of de
elektrode de lastafel, het werkstuk of
een ander elektrisch geleidend voor-
werp niet raakt, zodat u bij het inscha-
kelen niet onbedoeld een vlamboog
ontsteekt. Een onbedoeld ontstoken
vlamboog kan de elektrodehouder, de
lastafel, het werkstuk of het apparaat
beschadigen.
Apparatuur inschakelen
 Zet zo nodig de apparatuur aan. Druk hiervoor
gedurende 2 sec. op de toets 20.
 Druk zo vaak op de toets 19 tot het lasproces
'TIG' is geselecteerd.
9 Het symbool 'TIG' (LED 17) licht op.
 Stel met de draaiknop 14 de gewenste las-
stroom in.
Vlamboog ontsteken
 Open klep 56 op de TIG-klepbrander.
 Raak het werkstuk even aan met het elektro-
Â
de-einde op de plaats die moet worden gelast.
 Hef de elektrode enigszins op.
Â
9 De vlamboog brandt tussen het werkstuk en de
elektrode.
Lasproces
aan.
1
en 40 % tweede-ener-
1
VIII
07.19