● Alle compressoren zijn voorzien van een veiligheidsklep
die ingrijpt in geval van onregelmatige werking van de
pressostaat, zodat de veiligheid van de machine is
gegarandeerd.
Het veiligheidsventiel wordt ingesteld over overmatige
onderdrukzetting van de luchtreservoirs te voorkomen.
Dit ventiel wordt in de fabriek afgesteld en werkt eerst
als de reservoirdruk deze druk bereikt. Tracht niet deze
veiligheidsinrichting te verstellen of te elimineren.
Elke aanpassing van dit ventiel kan ernstig letsel
veroorzaken. Raadpleeg een bevoegd servicecentrum
als het nodig is de inrichting te controleren of
onderhoudswerkzaamheden erop uit te voeren.
● De rode streep op de manometer geeft de
N
maximumbedrijfsdruk van het reservoir aan, en niet de
L
geregelde druk.
● Tijdens het aansluiten van een pneumatisch gereedschap
op een buis met perslucht die door de compressor wordt
2. BESCHRIJVING VAN HET
APPARAAT (Fig. 1)
1. Kistbedekking
2. Drukvat
3. Aflaatplug voor condenswater
4. Steunvoetje
5. Snelkoppeling (geregelde perslucht)
6. Manometer (ingestelde druk kan worden afgelezen)
7. Drukregelaar
8. AAN/UIT-schakelaar
9. Transportgreep
10. Veiligheidsklep
11. Netsnoer
12. Behuizing accessoires
13. Haken om snoer op te wikkelenv
3. INHOUD VAN DE VERPAKKING
● Luchtcompressor
● Gebruiksaanwijzing en andere documenten
4. TOEPASSINGSGEBIED
De compressor dient voor de persluchtopwekking voor
pneumatisch gereedschap.
Wij wijzen erop dat onze gereedschappen overeenkomstig
hun bestemming niet geconstrueerd zijn voor commercieel,
ambachtelijk of industrieel gebruik. Wij geven geen
garantie indien het gereedschap in ambachtelijke of
industriële bedrijven alsmede bij gelijk te stellen activiteiten
wordt gebruikt.
De machine mag slechts voor werkzaamheden worden
gebruikt waarvoor ze bedoeld is. Elk ander verder gaand
gebruik is niet reglementair. Voor daaruit voortvloeiende
schade of verwondingen van welke aard dan ook is de
gebruiker/bediener, niet de fabrikant, aansprakelijk.
geleverd, moet de luchtstroom die uit deze buis komt
absoluut afgesloten zijn.
● Het gebruik van perslucht voor de verschillende
toepassingen die mogelijk zijn (opblazen,
pneumatische gereedschappen, lakspuiten, wassen
met reinigingsmiddelen uitsluitend op waterbasis enz.)
veronderstelt kennis en inachtneming van de voorschriften
die voor de afzonderlijke gevallen gelden.
● Controleer of het luchtgebruik en de maximale
bedrijfsdruk van het te gebruiken luchtdrukgereedschap
en verbindingsleidingen (met de compressor) geschikt
zijn voor de op de drukregelaar ingestelde druk en met
de hoeveelheid door de compressor geleverde lucht.
● De prestaties van de compressor worden gegarandeerd
voor een werking tussen 0 en 1000 meter boven
zeeniveau.
5. AANWIJZINGEN OMTRENT DE
INSTALLATIE
● Controleer het toestel op transportschade. Eventuële
schade o nmiddellijk a angeven a an d e v ervoeronderneming
waarmee de compressor werd geleverd.
● De compressor dient nabij de verbruikers te worden
geïnstalleerd.
● Vermijd lange luchtkabels en toevoerleidingen
(verlengingen).
● Let op droge en stofvrije aanzuiglucht.
● De compressor niet in een vochtige of natte ruimte
installeren.
● De compressor mag slechts in gepaste ruimten (goed
geventileerd, omgevingstemperatuur +5°C - +40°C)
worden gebruikt. In de ruimte mogen geen stof, zuren,
dampen, explosieve of ontvlambare gassen zijn.
● De compressor is geschikt voor gebruik in droge ruimten.
Hij mag niet worden gebruikt in zones waarin met
spatwater wordt gewerkt.
● Vóór inbedrijfstelling dient het oliepeil in de
compressorpomp te worden gecontroleerd.
6. INGEBRUIKNEMING
6.1 Netaansluiting
De compressor is voorzien van een netkabel met
veiligheidsstekker. Steek de stekker van de stroomkabel
in een qua vorm, spanning en frequentie geschikt
stopcontact dat voldoet aan de geldende voorschriften.
Alvorens het apparaat in gebruik te nemen dient u er zich
van te vergewissen dat de netspanning overeenkomt met
de bedrijfsspanning vermeld op het kenplaatje van het
apparaat. Verzeker u ervan dat de AAN/UIT-schakelaar
niet in de stand I (AAN) staat. Lange toevoerleidingen
alsmede verlengkabels, kabeltrommels enz. leiden tot
spanningsverlies en kunnen het starten van de motor
36