BESCHRIJVING VAN DE
FUNCTIES
LET OP:
Controleer altijd of het gereedschap
is uitgeschakeld en de stekker ervan uit het stop-
contact is verwijderd alvorens de functies op het
gereedschap te controleren of af te stellen.
Indicatielampje
► Fig.1: 1. Indicatielampje
Het indicatielampje brandt groen wanneer de stekker
van het gereedschap in het stopcontact zit.
Als het indicatielampje niet brandt, kan het netsnoer of
de regelaar stuk zijn.
Als het indicatielampje brandt, maar het gereedschap
niet start ondanks dat het gereedschap ingeschakeld is,
kunnen de koolborstels versleten zijn, of kan de rege-
laar, de motor of de aan-uitschakelaar kapot zijn.
Asvergrendeling
WAARSCHUWING:
ling nooit terwijl de as draait. Dit kan ernstig letsel
of beschadiging van het gereedschap veroorzaken.
Druk de asvergrendeling in om te voorkomen dat de
as meedraait wanneer u accessoires aanbrengt of
verwijdert.
► Fig.2: 1. Asvergrendeling
Werking van de schakelaar
LET OP:
Controleer altijd, voordat u de
stekker van het gereedschap in het stopcontact
steekt, of de schuifschakelaar op de juiste manier
schakelt en terugkeert naar de uit-stand, wanneer
op de achterkant van de schuifschakelaar wordt
gedrukt.
LET OP:
De schakelaar kan worden ver-
grendeld in de aan-stand ten behoeve van het
gebruikersgemak bij langdurig gebruik. Wees
extra voorzichtig wanneer u de schakelaar in de
aan-stand vergrendelt en houd het gereedschap
altijd stevig vast.
Om het gereedschap te starten, drukt u de achterkant
van de schuifschakelaar omlaag en schuift u die vervol-
gens naar de stand "I" (aan).
Om het gereedschap continu te laten werken, drukt u
de voorkant van de schuifschakelaar omlaag om deze
te vergrendelen.
► Fig.3: 1. Schuifschakelaar
Om het gereedschap te stoppen, drukt u de achterkant
van de schuifschakelaar omlaag zodat deze terugkeert
naar de stand "O" (uit).
► Fig.4: 1. Schuifschakelaar
Bedien de asvergrende-
Toerentalregelaar
Het toerental van het gereedschap kan worden veran-
derd door de toerentalregelaar te draaien. De onder-
staande tabel toont het cijfer op de toerentalregelaar en
het bijbehorende toerental.
► Fig.5: 1. Toerentalregelaar
Cijfer
1
2
3
4
5
KENNISGEVING:
rende een lange tijd ononderbroken op een laag
toerental wordt gebruikt, zal de motor overbelast
raken, waardoor een storing zal optreden.
KENNISGEVING:
slechts tot stand 5 worden gedraaid en terugge-
draaid tot stand 1. Forceer de regelaar niet voorbij
de 5 of de 1 omdat de toerentalregeling daardoor
defect kan raken.
Beveiliging tegen onopzettelijk
herstarten
Wanneer de stekker van het gereedschap in het stop-
contact wordt gestoken terwijl de schakelaar in de
aan-stand staat, start het gereedschap niet.
Op dat moment knippert het indicatielampje rood waar-
mee wordt aangegeven dat de beveiligingsfunctie tegen
onopzettelijk herstarten werkt.
Om het gereedschap te starten, schakelt u de schake-
laar uit en weer in.
Zachte-startfunctie
De zachte-startfunctie voorkomt abrupt schoksgewijs
inschakelen.
Constante-snelheidsregeling
Maakt een gladde afwerking mogelijk omdat het toeren-
tal constant wordt gehouden, zelfs bij belasting.
Overbelastingsbeveiliging
Wanneer de belasting van het gereedschap het toe-
laatbare niveau overschrijdt, wordt de voeding naar de
motor verlaagd om te voorkomen dat deze oververhit
raakt. Wanneer de belasting weer op een toelaatbaar
niveau komt, zal het gereedschap weer normaal
werken.
35 NEDERLANDS
Toerental
-1
2.000 min
-1
3.000 min
-1
4.000 min
-1
5.500 min
-1
7.800 min
Als het gereedschap gedu-
De toerentalregelaar kan