Onderhoud en verzorging
6.2
Snoeien (09 - 13)
WAARSCHUWING! Verhoogd gevaar
voor vallen. Er bestaat verhoogd gevaar voor
vallen als het werk wordt uitgevoerd vanuit een
verhoogde positie (bijv. ladder).
■
Werk altijd vanaf de grond met het apparaat
en zorg er daarbij voor dat u veilig staat.
■
Volg de veiligheidsinstructies op.
■
Ga zo staan dat de snede, zoveel mogelijk, in
een hoek van 90° ten opzichte van de tak
kan worden uitgevoerd (09/a).
■
Dikke takken in delen (10/1) afzagen zodat er
een betere controle is over de plaats waar ze
neerkomen.
■
Zaag nooit in de verdikking van de takaanzet,
om de heling van de wond optimaal te laten
verlopen en aantasting ervan te voorkomen
(11).
■
Duw de takkenzaag met de aanslag (12/1)
tegen de tak (12/2) (12/a) om de zaag tegen
de tak te stabiliseren.
■
Maak voordat u de tak afzaagt (13/b) eerst
een insnede (13/a) in de onderkant van de
tak. Zo voorkomt u dat de bast afscheurt en
een moeilijk helende wond aan de boom ont-
staat. De insnede mag niet dieper zijn dan
1/3 van de takdikte, om te voorkomen dat de
takkenzaag vastgeklemd raakt.
■
Trek de takkenzaag altijd ingeschakeld uit de
tak, zodat hij niet klem kan raken.
7 ONDERHOUD EN VERZORGING
WAARSCHUWING! Gevaar voor snijlet-
sel. Gevaar voor snijletsel als gevolg van contact
met scherpe en bewegende delen van het appa-
raat, zoals het snijblad.
■
Schakel voorafgaand aan onderhouds-, ver-
zorgings- en reinigingswerkzaamheden altijd
het apparaat uit. Verwijder de accu.
■
Draag bij onderhouds-, verzorgings- en reini-
gingswerkzaamheden altijd beschermende
handschoenen.
Reparaties mogen alleen worden uitgevoerd door
deskundige, getrainde vakmensen en uitsluitend
met gebruik van de originele reserveonderdelen.
■
Controleer het apparaat na ieder gebruik op
slijtage en vervang beschadigde onderdelen
indien nodig.
■
Het apparaat niet blootstellen aan vocht en
nattigheid. Plastic delen reinigen met een
443553_a
doek en hierbij geen reinigings- of oplosmid-
delen gebruiken.
■
Reinig de koelspleten altijd direct, wanneer
deze verstopt zijn.
■
Spuit het apparaat niet met water af en ge-
bruik geen hogedrukreiniger.
■
Uitsluitend de door de fabrikant voorgeschre-
ven reserveonderdelen gebruiken.
7.1
Zaagkettingsmering controleren
LET OP! Kans op schade aan het apparaat.
Contact tussen de zaagketting en de grond leidt
onvermijdelijk tot een stompe ketting.
■
Voorkom contact tussen de ketting en de
grond en houd steeds een veiligheidsafstand
van 20 cm aan!
1. Apparaat inschakelen.
2. Wijs met de punt van de geleiderial in richting
van een op de grond liggend stuk karton of
papier.
■
Wanneer zich bij deze test een steeds
duidelijker wordend oliespoor vormt,
werkt de automatische oliesmeerfunctie
correct.
■
Wanneer zich, ondanks een volle olie-
tank, geen oliespoor vormt: Het oliein-
laatgat in het apparaat en de groef van
de geleiderail reinigen.
Mocht dit het probleem niet verhelpen, neem dan
contact op met onze klantenservice.
7.2
Zaagkettingspanning controleren
VOORZICHTIG! Letselgevaar door zaag-
ketting. De snijranden van de zaagketting zijn
zeer scherp en kunnen, bij het hanteren van de
zaagketting snijletsel veroorzaken. Denk voor alle
werkzaamheden aan de kettingzaag aan het vol-
gende:
■
Schakel het apparaat uit en verwijder altijd de
accu.
■
Draag veiligheidshandschoenen.
Controleer de kettingspanning regelmatig, want
nieuwe zaagkettingen rekken nog iets uit.
1. Trek de zaagketting met de hand iets vooruit
en controleer daarbij:
■
In koude toestand: De zaagketting is cor-
rect gespannen wanneer deze in het mid-
den van de geleiderail nog ca. 3 tot 4 mm
kan worden opgetild en met de hand ge-
makkelijk kan worden doorgetrokken. Bij
57