Aanwijzingen voor digitale besturing
• Opmerking: let er op dat niet alle functies in alle digitaal-
protocollen mogelijk zijn. Onder mfx of DCC kunnen
enkele instellingen, welke in analoogbedrijf werkzaam
moeten zijn, ingesteld worden.
Informatie over bedrijf onder mfx
• Onder mfx is geen adres nodig, elke decoder krijgt een
unieke ID (UID).
• De decoder meldt zich automatisch aan een Central
Station of Mobile Station aan met zijn UID en zijn naam.
• Naam af fabriek: 103 237-4
• De instellingen van de decoder kunnen worden gepro-
grammeerd via de gra sche interface van het Central
Station of gedeeltelijk ook met het Mobile Station.
Informatie over remtrajecten (CV 27 en CV 234 / 235)
• Dioderemmen/ABC remmen: CV27=1/2/3
(1 = normale richting, 2 = inverse richting, 3 = geen
doorrijden mogelijk).
Voordeel CV50 bit1 op 0 zetten (DC rijden uit).
Met CV234 kan de diodedrempel worden ingesteld. Bij
waarde 0 is remmen niet mogelijk.
Bij te hoge waarde herkenning ABC onwaarschijnlijk
(standaardbereik 30-40).
• DC remmen: CV27=16/32/48
(16 = normale richting, 32 = inverse richting, 48 = geen
doorrijden mogelijk).
CV50 wordt bit 1 automatisch op 0 gezet (DC rijden uit),
wanneer DC remmen actief is.
• Voor tweedelig remtraject extra CV235 > 0
(CV235 bevat de rijfase die wordt aangenomen in een
remtraject)
Programmeren stroomafnemers
Een bepaald bereik van de CVs is meervoudig toegewezen.
Om de hoogte van de stroomafnemers in te kunnen stellen,
moet er eerst gewisseld worden naar de overeenkomstige
toewijzing: CV31 -> 17, CV32 -> 3
Daana kan in CVs 301 en 305 de hoogte van de stroomafne-
mers die omhoog staan, worden ingesteld.
Om fouten later te vermijden adviseren wij daarna CV31
weer op 17 en CV32 op 0 te zetten.
Algemene aanwijzing voor het vermijden van elektroma-
gnetische storingen:
Om een betrouwbaar bedrijf te garanderen is een per-
manent, vlekkeloos wielas - rail contact van het voertuig
noodzakelijk. Voer geen wijzigingen uit aan de stroomvoe-
rende delen.
7