De correcte intensiteitsinstelling
Het succes van alle elektro-chirurgische maatregelen hangt af van de correcte selectie van elektroden, de bedrijfsmodus (modus) en de
juiste intensiteit.
Correct: De elektrode glijdt gemakkelijk door het weefsel zonder weerstand of vonken.
Fout: intensiteitsinstelling te laag!
De elektrode moet door het weefsel worden getrokken, er ontstaan vonken en het weefsel blijft aan de elektrode kleven.
Fout: intensiteitsinstelling te hoog!
De elektrode glijdt gemakkelijk door het weefsel zonder weerstand, maar met ernstige vonken en verkleuring van het weefsel.
Coagulatiegraad (C) instellen
Bij hoogfrequente coagulatie wordt het apparaat met een hoog vermogen, maar niet vaak continu, maar op een gepulseerde manier
gebruikt. Dit betekent dat niet continu vermogen wordt geleverd, maar snel achter elkaar met regelmatige pauzes worden uitgevo-
erd. Dit resulteert gemiddeld in een lager vermogen, die lager is naarmate de pauzes langer duren in verhouding tot de duur van het
vermogen. Een puls is altijd 10 ms lang, de duur van het vermogen en pauzes zijn in 8 stappen in te stellen als coagulatiegraad (C)
(tabel).
Coagulatie-
Als vanwege de fysiologische omstandigheden hoge spanningen op het weefsel nodig zijn, moet de maximale coagulatiegraad
worden ingesteld waarbij het uitgangsvermogen voldoende is voor de toepassing.
Pauzetijd (ms)
graad
C 1
1
C 2
2
C 3
3
C 4
4
C 5
5
C 6
6
C 7
7
C 8
8
Voorbeeld: C5 (1: 1, 5 ms puls, 5 ms pauze)
Kortom, hoe uitgebreider zich de coagulatie-elektrode op het weefsel bevindt, hoe meer vermogen er
nodig is en hoe lager de in te stellen coagulatiegraad C is. Grote gebieden: C1 - C3, kleine gebieden: C4
- C6, zeer kleine gebieden en speciale toepassingen: C7 - C8, de fijn afstelling gebeurt via de vermogens-
regeling.
Tijd voor vermogensduur
Max. haalbaar gemiddeld
(ms)
9
8
7
6
5
4
3
2
Gebruiksaanwijzing NL
vermogen
(W)
45
40
35
30
25
20
15
10
53