Motorolie verversen afb. 11
Vervang de motorolie na de eerste 50 bedrijfsuren,
daarna steeds na 100 uur resp. elke maand.
• Motorolie bij een warme motor (1) laten weglopen.
• Motor (1) laten warmlopen.
• Motor (1) uitschakelen.
• Een voldoende grote opvangbak voor het opvangen van
verbruikte olie onder de olieaftapschroef (7) plaatsen.
• Voor het aftappen van de olie de oliedop-schroef (6)
en de olieaftapschroef (7) verwijderen.
• Olieaftapschroef (7) weer terugplaatsen en aanha-
len.
• Aanbevolen motorolie bij horizontaal liggende mo-
tor (1) tot aan de onderkant van de olievulopening
bijvullen.
Oliehoeveelheid en oliesoort zie "Technische gege-
vens".
Oliedop-schroef (6) goed vastdraaien.
Aanwijzing!
Aanbevolen motorolie SAE 10W-30
Vulhoeveelheid ca. 0,6 liter
Voer de verbruikte olie conform de voorschriften in bij
het plaatselijk afvalverwerkingsstation voor verbruikte
olie. Het is verboden om verbruikte olie in de grond af
te voeren of bij het afval te gooien.
Belangrijke aanwijzing bij reparatie:
Bij retourlevering van de trilstamper voor reparatie, in
acht nemen dat de trilstamper uit veiligheidsredenen
olie- en benzinevrij naar het servicestation moet wor-
den verstuurd.
Luchtfilter (5) reinigen
• Deksel van het luchtfilterhuis verwijderen.
• Schuimvulling voorzichtig verwijderen, op beschadi-
gingen controleren.
• Beschadigde inzetstukken vervangen, vuil aan de
binnenkant van het filterhuis met een schone doek
afvegen.
• Schuimvulling met een milde zeepoplossing reini-
gen.
• Grondig met schoon water naspoelen en goed laten
drogen.
Gebruik NOOIT benzine of reinigingsoplossin-
gen met een laag vlampunt voor het reinigen
van de luchtfiltercassettes.
• Dit kan tot brand of een ontploffing leiden.
• Schuimvulling op het luchtfilterelement plaatsen.
• Deksel van het luchtfilterhuis sluiten.
80 | NL
Nooit de motor (1) zonder of met beschadigd luchtfilte-
relement laten draaien. Er kan dan vuil in de motor (1)
terechtkomen, waardoor ernstige schade aan de motor
kan ontstaan. Voor hieruit voortvloeiende schade kan
de fabrikant niet aansprakelijk worden gesteld, het risi-
co hiervoor ligt volledig bij de gebruiker.
Bougie controleren
• Motor (1) uitschakelen en laten afkoelen.
Voorzichtig! Gevaar voor brandwonden
• Bougiestekker loskoppelen en vuil in het bougiebe-
reik verwijderen.
• Bougie er uitdraaien en controleren.
• Afhankelijk van de bougie deze reinigen of vervangen.
• Bij beschadigingen zoals bijv. scheuren of splinters,
bougie vervangen.
• Bougie-elektroden met een draadborstel reinigen.
• Elektrodeafstand controleren en instellen. Afstand
zie "Technische gegevens".
• Bougie vastschroeven en met de bougiesleutel aan-
draaien.
• Plaats de bougiestekker op de bougie.
• Let op dat tijdens het vervangen geen vuil in de cilin-
derkop terechtkomt.
• Controleer de bevestiging van de bougie.
• Een losse bougie kan door oververhitting de motor
(1) beschadigen.
• Een te strak aanhalen kan er voor zorgen dat het
schroefdraad op de cilinderkop wordt beschadigd.
• Voor hieruit voortvloeiende schade kan de fabrikant
niet aansprakelijk worden gesteld, het risico hier-
voor ligt volledig bij de gebruiker.
Smering van het stampsysteem afb. 12
Oliepeil controleren:
Controleer het oliepeil voor elke ingebruikname.
• Trilstamper op een vlakke ondergrond zetten.
• Verontreiniging in het bereik van het peilglas (16)
verwijderen.
• Oliepeil door het peilglas (16) controleren.
Stampsysteemsmering is in orde, als het oliepeil-
glas ongeveer 1/2 - 3/4 vol aangeeft.
Als er geen olie zichtbaar is, moet olie worden toe-
gevoerd.
• Trilstamper naar voren kantelen tot het apparaat op
de transportbeveiliging (18) ligt.
• Olieaftapschroef (16) wegnemen van het stamper-
-onderste deel.
• Indien nodig olie SAE 10W-30 bijvullen.
• Schroef weer sluiten en vastzetten.
• Apparaat weer opstellen
www.scheppach.com