7.0 STORINGEN EN OORZAKEN
7.1 Mogelijke storingen bij MMA lassen
Storingen
Overdreven spatten
Kratervorming
Insluitingen
Onvoldoende penetratie
Plakken
Blazen en holtes
(poreusachtig)
Barsten
7.2 Mogelijke storingen bij TIG lassen
Storingen
Oxidatie
Insluiten van tungsteen
Holtes (poreusachtig)
Barsten
70
Oorzaken
1) Boog te lang.
2) Te hoge stroom.
1) Te vlug verwijderen van
de elektrode.
1) Onvoldoende zuiver
gemaakt of slechte lasvo-
oruitgang.
2) Verkeerde beweging van
de elektrode.
1) Lasvooruitgang te snel.
2) Lasstroom te klein.
3) Afschuining te smal.
4) Geen afranding aan de
spits.
1) Boog te kort.
2) Stroom te klein.
1) Vochtige elektrode.
2) Boog te lang.
1) Stroom te hoog.
2) Onzuivere materialen.
3) Waterstof aanwezig bij
het lassen (op de mantel
van de elektrode).
Oorzaken
1) Onvoldoende gastoevoer.
2) Geen bescherming
achterkant.
1) Niet correcte slijpen
elektrode.
2) Te kleine elektrode.
3) Foutieve handeling
(contact tussen elektrode
en werkstuk).
1) Kanten niet zuiver.
2) Onzuiverheden in het
toevoegmateriaal.
3) Vooruitgang las te snel.
4) Lasstroom te laag.
1) Niet geschikt toevoeg-
materiaal.
2) Toegevoegde warmte te
hoog.
3) Onzuivere materialen.
7.3 Mogelijke elektrische storingen
Defect
Het apparaat wordt niet inge-
schakeld (Groene led uit)
Niet correcte uitgangsstroom
(Groene led aan)
Geen uitgangsstroom
(Groene led aan)
In geval van twijfel of bij problemen, aarzel niet de dichtst
bijzijnde technische dienst te raadplegen.
8.0 NOODZAKELIJK GEWOON ONDERHOUD
Vermijd opeenhoping van metaaldeeltjes in de buurt van en op
de koelgleuven.
Onderbreek de stroomtoevoer naar de installatie
voor wat dan ook aan het apparaat te doen!
Periodieke controles aan de generator en aan de
WU15:
* Reinig het toestel binnenin met perslucht onder
lage druk en penselen met zachte haren.
* Controleer de elektrische aansluitingen en alle
verbindingskabels.
Voor het onderhoud en het gebruik van de redu-
ceerventielen de bijbehorende handleidingen
raadplegen.
Voor het onderhoud of vervangen van onderdelen
van de TIG toortsen, van de elektrodenhouder
en/of aardingskabels:
* Eerst de stroomtoevoer naar de installatie onderbreken.
* De temperatuur van de onderdelen controleren en u
ervan verzekeren dat ze niet oververhit zijn.
* Altijd handschoenen dragen die aan de veiligheid-
svoorschriften voldoen.
* Geschikte sleutels en gereedschap gebruiken.
OPMERKING: Bij gebrek aan dit onderhoud, vervalt de
garantie en wordt in ieder geval de fabrikant van alle aan-
sprakelijkheid ontheven.
Oorzaak
1) Geen spanning op het
stopcontact.
2) Voedingskabel of stekker
defect.
3) Interne zekering doorge-
brand
1) Onjuiste instelling van de
lasparameters
2) Lage netspanning
3) Potentiometer voor de
stroomregeling defect
1) Gele led aan en knippe-
rende "10" op D1: appa-
raat oververhit. Wacht tot
het afgekoeld is met lasap-
paraat aan.
2) knipperende "20" op D1:
seriële geheugenfout (ser-
vice raadplegen)
3) knipperende "24" op D1:
foutieve ijk RC (service
raadplegen)
4) knipperende "25" op D1:
seriële geheugenfout (ser-
vice raadplegen)