INSTALLATIe
Veiligheid
INSTALLATIe
8.
Veiligheid
Installatie, ingebruikname, onderhoud en reparatie van het toestel
mogen alleen door een gekwalificeerde installateur uitgevoerd
worden.
8.1
Algemene veiligheidsaanwijzingen
Wij waarborgen de goede werking en de bedrijfszekerheid uitslui-
tend bij gebruik van originele toebehoren en reserveonderdelen
voor het toestel.
8.2
Voorschriften, normen en bepalingen
Aanwijzing
Neem alle nationale en regionale voorschriften en be-
palingen in acht.
9.
Toestelbeschrijving
9.1
Leveringsomvang
Bij het toestel wordt het volgende geleverd:
- Bedienings- en installatiehandleiding van de warmtepomp-
manager WPM
- Buitentemperatuursensor AF PT
- 3 stelpoten
- Afvoerslang
- Circulatieleiding en vlakke afdichtende wartelmoer
9.2
Toebehoren
Noodzakelijk toebehoren
Afhankelijk van de voedingsdruk zijn veiligheidsgroepen en redu-
ceerventielen verkrijgbaar. Deze typegekeurde veiligheidsgroepen
beschermen het toestel tegen een ontoelaatbare drukoverschrij-
ding.
Noodzakelijk voor oppervlaktekoeling:
- Temperatuursensor PT1000
- Afstandsbediening FET
Overig toebehoren
- Afstandsbediening voor de verwarmingsfunctie
- Veiligheidstemperatuurbegrenzer STB-FB
- Onthardingsarmatuur HZEA
- Condensopvangbak en condensaatpomp CDT 180 (vereist voor
permanente koeling zonder bewaking van het dauwpunt)
80
| HSBC 180 Plus | HSBC 180 S Plus
10. Voorbereidingen
10.1 Montageplaats
Materiële schade
!
Plaats het toestel niet in een vochtige ruimte.
Monteer het toestel in een vorstvrije en droge ruimte in de buurt
van het aftappunt. Houd de afstand tussen het toestel en de warm-
tepomp beperkt om leidingverliezen te beperken.
Zorg ervoor dat de vloer voldoende draagvermogen heeft en goed
genivelleerd is (voor het gewicht, zie hoofdstuk "Technische ge-
gevens / Gegevenstabel").
De ruimte mag geen gevaar voor explosies door stof, gassen of
dampen inhouden.
Als u het toestel samen met andere verwarmingstoestellen in een
stookruimte opstelt, moet verzekerd zijn dat de werking van de
andere verwarmingstoestellen niet wordt beïnvloed.
Minimumafstanden
≥100
Minimumafstand tot het plafond: zonder circulatie 200 mm, met
circulatie 400 mm.
f Houd de minimale afstanden aan om een storingsvrije
werking van het toestel te waarborgen en onderhoudswerk-
zaamheden aan het toestel mogelijk te maken.
≥100
www.stiebel-eltron.com