NL
den verwijderd en de blootliggende contacten te worden beveiligd, bvb. beveiligen door middel van isolatietape. De accu`s dienen
op zulke wijze in de verpakking te worden beveiligd zodat ze zich niet verplaatsen tijdens het transport. De nationale wetgeving
betreff ende het vervoer van gevaarlijke materialen dient ook te worden nageleefd.
Opladen van de accu
Opgelet! Alvorens met laden te beginnen, dient de voeding van de laadstation van de netwerkstroom te worden ontkoppeld. Trek
hiervoor de stekker van de voeding uit het stopcontact. Bovendien dienen de accu en zijn klemmen te worden gekuist van vuil en
stof met behulp van een zachte, droge vod.
De accu heeft een ingebouwde laadindicator. Door het indrukken van de knop worden de diodes (II) belicht, hoe meer diodes
belicht zijn, hoe meer de accu is opgeladen. Indien de diodes na het indrukken van de knop niet belicht zijn, dan geeft dit aan
dat de accu leeg is.
Ontkoppel de accu van het toestel.
Plaats de accu in de lader (II).
Sluit de lader aan het stopcontact van de stroomvoorziening aan.
Een rode diode, dat het laden aangeeft, begint te branden.
Nadat de accu is opgeladen zal de rode diode uitgaan en een groene diode die aangeeft dat de accu is opgeladen, zal branden.
Trek de stekker van de voeding uit het stopcontact van de stroomvoorziening.
Neem de accu uit het laadstation terwijl de knop van de accuvergrendeling wordt ingedrukt.
Opgelet! Indien na het aansluiten van de lader in het stopcontact van de stroomvoorziening de groene diode brandt, wil dit zeg-
gen dat de accu volledig is opgeladen. In dit geval zal de lader met het laadproces niet beginnen.
Afstelling van de toerentalsnelheid en de keuze van het koppel
Het toestel heeft twee mechanisch geschakelde versnellingen (III). Afhankelijk van het gekozen maximale toetental, dient er één
versnelling te worden gekozen. De versnelling die gekenmerkt wordt door een lager toerental, wordt aanbevolen voor het in en
uitdraaien van de schroeven. De versnelling die gekenmerkt wordt door een hoger toerental, wordt aanbevolen voor het boren.
Het koppel wordt afgesteld met behulp van een ring die achter de boorkop is geplaatst (IV). Hoe groter de instelling, hoe hoger
het koppel dat het toestel aanbiedt. Het is raadzaam om het koppel niet hoger in te stellen dan het nodig is voor de juiste werking,
anders kunnen de schroefdraden worden vernield. In geval dat de schroeven rechtstreeks in het materiaal worden gedraaid, dient
het juiste koppel proefondervindelijk te worden gekozen. De proef kan op afvalmateriaal worden uitgevoerd. Indien het maximale
koppel, dat veilig is voor een gegeven verbinding, niet gekend is, dient de kleinste waarde te worden ingesteld. Deze kleinste
waarde dient gradueel te worden vehoogd totdat de juiste waarde voor het werk wordt bereikt. Indien het toestel het maximaal
instelbare koppel bereikt, zal een veiligheidskoppeling om de overbelasting te verhinderen, in werking treden. Stop vervolgens
met het indraaien.
Indien het product reeds uitgerust werd met een slagfunctie, beschikt het dan over een hamersymbool dat zichtbaar is op de
ringinstelling. Instelling van de ring op het hamersymbool zal het slagmechanisme inschakelen. Boren met slagfunctie dient te
worden gebruikt om in het beton te boren en mag niet worden gebruikt om in hout of kunststof te boren.
Om gaten met het toestel te boren, dient de ring op het boor- of hamersymbool te worden ingesteld waardoor de veiligheidskop-
peling ontkoppeld wordt en waarna op de boor het maximale koppel zal worden overgedragen.
Opgelet! Gebruik om te boren geen instellingen die met cijfers worden aangegeven. De inwerkingtreding van de veligheidskoppe-
ling tijdens het boren kan de vernieling van het materiaal of de boor veroorzaken en het risico op letsels verhogen.
Vastmaken van boren in de boorkop
Gebruik een voor het werk geschikte boor met een cilindrische houder.
Plaats de boor in de houder. Draai manueel de boorkop totdat de boor goed vast zit (V)
Stel het maximale koppel in. Stel het koppel op het boor- of hamersymbool in.
Afstelling van toerentalrichting
Stel de schakelaar van de toerentalrichting in op de gewenste positie. De toerentalrichting werd aangegeven met een pijltje (VI).
Opgelet! De toerentalrichting kan enkel worden veranderd wanneer de stroom uitgeschakeld is! Het is verboden om de toeren-
talrichting te veranderen tijdens de werking van het toestel!
Vastmaken van schroefuiteinden in de boorkop
Plaats de uiteindenhouder in de opening van de boorkop en vervolgens het voor het werk gepaste uiteinde of bevestig het uiteinde
rechtstreeks in de houder. (VII)
Voorbereidende handelingen
Alvorens met werk te beginnen:
Bevestig het verwerkte materiaal in de bankschroef of met behulp van de daarvoor bestemde klemmen.
O O R S P R O N K E L I J K E
I N S T R U C T I E S
89