Contatto per informazioni
www.utcfireandsecurity.com o www.interlogix.com
Per l'assistenza clienti, vedere www.utcfssecurityproducts.it
NL: Installatie handleiding
Inleiding
De VE735/VE736 zijn PIR-bewegingssensors.
Richtlijnen voor de installatie
De technologie in deze detector is bestand tegen de gevaren
van valse alarmen. Vermijd niettemin alle mogelijke oorzaken
van instabiliteit, zoals:
•
Rechtstreeks zonlicht op de detector
•
Hittebronnen in het kijkveld
•
Veel tocht op de detector
•
Grote dieren in het kijkveld
•
Het kijkveld van de detector versperren met grote
objecten, zoals meubels
Installeer de detector zo ,dat de verwachte beweging van een
indringer dwars op de detectiezones is (zie voorbeeld in figuur
21, item 1). Dit is de richting die het best wordt gedetecteerd
door PIR detectoren.
De detector monteren
1.
Til het inzetstuk omhoog (figuur 1).
2.
Wrik de detector voorzichtig open met een
schroevendraaier (figuur 2).
3.
Verwijder het binnengedeelte (figuur 3).
4.
Monteer de basis tegen de muur tussen 1,8 m en
3,0 m vanaf de vloer. Gebruik voor vlakke montage
minimaal twee schroeven (DIN 7998), ten minste één in
positie A en één in positie B. Gebruik voor hoekmontage
schroeven in de positie C of D (zie figuur 4 en 5).
Opmerking:
Niet alle schroefposities hebben een
afneembeveiliging. Niet-afneembare posities worden
getoond in het waarschuwingsvak.
5.
Sluit de draden van de detector aan. Zie figuur 7 en 8.
6.
Selecteer de gewenste instellingen voor de jumper en
dipswitches (zie "De detector instellen" hieronder).
7.
Plaats het binnengedeelte terug (figuur 9).
Lijn de detector uit. Zie "De straal uitlijnen en de looptest
8.
van de detector uitvoeren" op pagina 31.
9.
Verwijder de spiegelsegmentafschermingen en breng de
stickers aan. Zie "Het alarmgeheugen instellen" op pagina
32 en "Het dekkingspatroon selecteren" op pagina 32.
10. Plaats de afdekkap tegen insecten (figuur 10, stap 1).
11. Plaats het deksel terug (stap 2).
12. Plaats het inzetstuk terug (stap 3).
30 / 48
De detector instellen
De detector moet opnieuw worden gestart nadat de
instellingen of het detectiepatroon zijn gewijzigd.
Figuur 11
(1) J1: PIR-gevoeligheid
(2) Sabotagecontact
(3) J3: Dubbele lus (alleen
beschikbaar op de VE735)
Jumpers
J1: PIR-gevoeligheid
Hiermee stelt u de afstand-tot-alarm vertraging in (de snelheid
van de beslissingsalgoritme); hoe hoger de gevoeligheid, des
te sneller de reactie van de sensor.
Zie figuur 14.
Er zijn drie verschillende PIR-gevoeligheden.
Lage gevoeligheid: te gebruiken in situaties met
gevaar voor valse alarmen. Niet gebruiken in
langeafstandstoepassingen (>20 m) (item 1).
Normale gevoeligheid: De meeste situaties
(fabrieksprogrammering) (item 2).
Hoge gevoeligheid: te gebruiken in situaties met
verhoogd risico. Aanbevolen voor gebruik in
gangen (item 3).
J2: Gordijnlocatiemodus (CLM)
Hiermee kunt u instellen waar de randen van het gordijn zich
precies bevinden. Wanneer een indringer zich binnen het
gordijn begeeft, gaan het rode en gele lampje afwisselen
knipperen.
Zie figuur 15.
J2 wordt ook gebruikt voor de langeafstandsuitlijning (zie "De
straal uitlijnen en de looptest van de detector uitvoeren" op
pagina 31).
Uit (item 1).
Aan (item 2). Zie "Zonder het uitlijningsgereedschap"
op pagina 31.
J3: Dubbele lus (alleen beschikbaar op de VE735)
Hiermee stelt u het alarm en sabotagerelais in. U kunt de
detector hiermee op elk controlepaneel aansluiten.
Zie figuur 16 en 17.
Eindweerstand (4.7 kΩ)
De uitgangen 4 en 5 van de alarmuitgang moeten
worden gebruikt voor de aansluiting op het
controlepaneel.
Geïsoleerde alarm en sabotagelus
(fabrieksprogrammering)
Het sabotagerelais is afgeschermd van het alarmrelais.
De eindweerstand in het sabotagecircuit is
kortgesloten.
De uitgangen 3 en 4 van de alarmuitgang moeten
worden gebruikt voor de aansluiting op het
controlepaneel.
P/N 145797999-2 (ML) • REV G • ISS 20DEC18
(4) J2: CLM
(5) COM-poort
(6) PIR dipswitches