Stap 1 (Step 1): Plaats de pomp met het handvat naar boven op een stevige, slipvrije ondergrond.
Stap 2 (Step 2): Tijdens de montage moet de pijl die zich op de elektronische pompbesturing bevindt, verticaal
omhoog wijzen. Zet de wartelmoer (19) samen met de elektronische pompbesturing op de drukaansluiting (5) van
de pomp. Zorg ervoor dat de dichtring er goed in ligt. Draai de wartelmoer in de richting van de klok met de hand
vast aan.
Stap 3 (Step 3): De montage van de hydrofoorautomaat is daarmee afgesloten.
6.
Installatie
6.1.
Algemene installatie-instructies
Tijdens de gehele installatieprocedure mag het toestel niet aan het elektriciteitsnet zijn
aangesloten.
Plaats de pomp op een droge plek. De omgevingstemperatuur mag niet boven 40 °C en niet
onder 5 °C liggen. De pomp en het gehele aangesloten systeem moeten tegen vorst en
weersinvloeden worden beschermd.
Let er bij de plaatsing van het toestel op dat er voldoende lucht bij de motor komt.
Alle aangesloten leidingen moeten absoluut water- en luchtdicht zijn, omdat lekkende leidingen de prestatie van
de pomp verminderen en aanzienlijke schade kunnen veroorzaken. Isoleer daarom altijd de schroefverbindingen
van de leidingen onderling en de verbinding naar de pomp met teflonband. Alleen het gebruik van
afdichtmateriaal zoals teflonband garandeert een luchtdichte montage.
Gebruik niet te veel kracht bij het aandraaien van schroefverbindingen, om beschadiging te voorkomen.
Let er bij het leggen van de aangesloten leidingen op dat er geen druk door gewicht, trillingen of spanningen op
de pomp wordt uitgeoefend. Bovendien mogen de aangesloten leidingen geen knikken of tegenhellingen
vertonen.
Raadpleeg ook de afbeeldingen in het aanhangsel aan het einde van deze handleiding. De cijfers en andere
gegevens die hierna tussen haakjes worden vermeld, verwijzen naar deze afbeeldingen.
6.2.
Installatie van de aanzuigleiding
De ingang van de aanzuigleiding moet van een terugslagventiel met aanzuigfilter zijn
voorzien.
Gebruik een aanzuigleiding (2) die dezelfde diameter heeft als de zuigaansluiting (1) van de pomp. Bij een
aanzuighoogte (HA) van meer dan 4 m is het echter raadzaam een leiding met een 25 % grotere diameter te
gebruiken en deze d.m.v. passende vernauwingsstukken met de aansluitingen te verbinden.
De ingang van de aanzuigleiding moet van een terugslagventiel (3) met aanzuigfilter (4) zijn voorzien. De filter
biedt bescherming tegen grotere vuildeeltjes in het water, die de pomp of het leidingsysteem zouden kunnen
verstoppen of beschadigen. Het terugslagventiel voorkomt het afnemen van de druk na het uitschakelen van de
pomp. Bovendien vereenvoudigt het de ontluchting van de aanzuigleiding door het bijvullen van water. Het
terugslagventiel met aanzuigfilter - dus de ingang van de aanzuigleiding - moet zich tenminste 0,3 m onder het
oppervlak van de te verpompen vloeistof bevinden (HI). Zo kan worden voorkomen dat lucht wordt aangezogen.
Zorg voor voldoende afstand tussen aanzuigleiding en de bodem of oevers van beken, rivieren, vijvers etc. om
het aanzuigen van stenen, planten etc. te voorkomen.
6.3.
Installatie van de drukleiding
De drukleiding (11) brengt de te verpompen vloeistof van de pomp naar het aftappunt. Om stromingsverliezen te
voorkomen, is het raadzaam een drukleiding te gebruiken, die tenminste dezelfde diameter heeft als de
drukaansluiting (5) van de pomp. Breng direct na de pompuitgang een terugslagventiel (6) in de drukleiding aan,
om de pomp tegen beschadiging door drukstoten te beschermen.
Bovendien raden wij aan achter pomp en terugslagventiel een afsluitventiel (7) te installeren, zodat
onderhoudswerkzaamheden gemakkelijker kunnen worden uitgevoerd. Als u dan bij demontage van de pomp het
afsluitventiel sluit, kan de drukleiding niet leeglopen.
43
3