GEBRUIK VAN UW KOOKPLAAT
1. Plaats de pannen zo dat hun handvatten niet boven de kookplaten staan,
zodat ze niet warm worden.
2. Doe een geschikte hoeveelheid etenswaren in de pannen. Zo loopt er
niets uit de pan en voorkomt u onnodig schoonmaken.
3. Gebruik geen instabiele pannen die gemakkelijk op de kookplaat kunnen
omvallen.
4. Zet geen lege pan op een verwarmde kookplaat.
5. Zet de kookplaten altijd uit na elk gebruik.
6. Gebruik geen houders die niet tegen warmte kunnen.
7. Gebruik de kookplaten niet zonder dat er pannen op staan.
8. Leg de deksels van de pannen niet op de kookplaten.
9. Til pannen op om ze op een andere kookplaat te zetten, schuif ze niet.
10. Doe geen deksel op de pan als u olie verhit.
11. Vul pannen maximaal tot een derde van de inhoud met olie. Laat olie niet
onbeheerd achter wanneer deze wordt verhit. Zeer hete olie kan vlam
vatten.
12. Gebruik alleen pannen met een gepolijste bodem. Scherpe randen
veroorzaken krassen op het oppervlak.
13. Gebruik geen aluminium pannen. Aluminium veroorzaakt schade aan het
oppervlak van de kookplaat.
Spetters en
gemorste
etenswaren kunnen
schade aan het
kookoppervlak en
brand veroorzaken.
Gebruik geen
pannen met een
bolle of holle
bodem.
Als de diameter van
de pan kleiner is dan
de diameter van de
kookplaat, gaat er
energie verloren.
93
Gebruik alleen
pannen met een
vlakke bodem.