5. Vóór inbedrijfstelling
Controleer of de gegevens vermeld op het ken-
plaatje overeenkomen met de gegevens van
het stroomnet alvorens het gereedschap aan te
sluiten.
Waarschuwing!
Verwijder altijd de netstekker uit het stop-
contact voordat u het gereedschap anders
afstelt.
In principe raden wij het gebruik van een voorfi lter
en van een zuiggarnituur met zuigslang, zuigkorf
en terugslagklep aan om lange heraanzuigtijden
en een onnodige beschadiging van de pomp door
stenen en vaste vreemde voorwerpen te verhin-
deren.
5.1 Aansluiting van de zuigleiding
•
Bevestig de zuigslang (min. ca. 19 mm (¾ ")
versterkt door spiraaldraad) rechtstreeks of
via een schroefdraadnippel aan de zuigaans-
luiting ca. 42 mm (R1 ¼ buitendraad) van het
apparaat.
•
De gebruikte zuigslang moet voorzien zijn
van een zuigklep. Indien de zuigklep niet kan
worden gebruikt, dan moet een terugslagklep
in de zuigleiding zijn aangebracht.
•
De zuigleiding van het wateraftappunt naar
het apparaat stijgend leggen. Vermijd abso-
luut om de zuigleiding te leggen boven de
hoogte van de pomp; luchtbellen in de zuiglei-
ding vertragen en verhinderen het aanzuigen.
•
Zuig- en drukleiding moeten zo worden
aangebracht dat ze geen mechanische druk
uitoefenen op het apparaat.
•
De zuigklep moet diep genoeg in het water
liggen, zodat een droogloop van het apparaat
wordt vermeden doordat de waterstand daalt.
•
Een ondichte zuigleiding verhindert door lucht
aan te zuigen dat er water wordt aangezogen.
•
Vermijd het aanzuigen van vreemde voor-
werpen (zand enz.). Indien nodig installeert u
hiertoe een voorfilter.
5.2 Aansluiting van de drukleiding
•
De drukleiding (moet min. 19 mm (¾ " zijn))
moet direct of via een schroefdraadnippel
worden aangesloten aan de drukleidingaans-
luiting (33,3 mm (R1 IG binnenschroefdraad)
van het apparaat.
•
Mits gepaste koppelstukken kan uiteraard
ook een drukslang van 13 mm (½ ") worden
gebruikt. Het pompvermogen wordt geredu-
NL
ceerd door de kleinere drukslang.
•
Tijdens het aanzuigen moeten de in de
drukleiding voorhanden zijnde afsluiters
(spuitmondstukken, kleppen etc.) helemaal
opengedraaid zijn zodat de lucht vrij uit de
zuigleiding kan ontsnappen.
5.3 Elektrische aansluiting
•
De elektrische aansluiting gebeurt aan een
wandcontactdoos met aardingscontact 220-
240 V ~ 50 Hz, ampérage van de zekering
minstens 10 amp.
•
De motor wordt door de ingebouwde ther-
mische contactverbreker beschermd tegen
overbelasting of blokkering. In geval van
oververhitting wordt de pomp automatisch
uitgeschakeld door deze contactverbreker en
na het afkoelen wordt de pomp automatisch
opnieuw in werking gesteld.
6. Bediening
•
Het apparaat opstellen op een stabiele, vlak-
ke en horizontale standplaats.
•
Pomphuis via de vulschroef (3) vullen met
water. Door de zuigleiding te vullen wordt het
aanzuigen versneld.
•
Alle afsluitinrichtingen in de drukleiding (sp-
roeimondstuk, kleppen enz.) moeten bij het
aanzuigen volledig geopend zijn, opdat alle
lucht uit de aansluitleiding kan ontsnappen.
•
Netkabel aansluiten.
Het aanzuigproces start automatisch nadat
u de Aan/Uit-schakelaar (6) heeft ingedrukt.
Het aanzuigen kan bij max. aanzuighoogte tot
5 minuten duren.
•
Als de pomp na gebruik weer wordt verwij-
derd, dan moet als hij opnieuw aangesloten
en in bedrijf gesteld wordt absoluut weer wa-
ter worden bijgevuld.
•
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld
als de uitschakeldruk van 3 bar is bereikt.
•
Na drukdaling door waterverbruik wordt het
toestel automatisch terug ingeschakeld (in-
schakeldruk ca. 1,5 bar).
Schakel de pomp na het gebruik weer uit door de
Aan/Uit-schakelaar (6) opnieuw in te drukken en
laat de pomp afkoelen. Vervolgens de netstekker
uittrekken.
- 74 -