Het opstartscherm verschijnt en geeft aan dat het apparaat gereed is voor
gebruik.
Het gebruik van 'Functietoetsen' om menukeuzes te
selecteren
Gebruik van de functietoetsen
De vier menulabels onder aan elk scherm worden de functietoetslabels
genoemd.
Afbeelding 1.
Deze labels geven aan wat het programma doet wanneer de overeenkom-
K1
K2
K3
stige functietoets (
,
,
volgende toetsen:
De verticaal gestapelde rechthoekjes tussen het label
aan hoeveel menuniveaus er beschikbaar zijn. Het 'ingedrukte' rechthoekje
geeft het menuniveau aan dat op dat moment wordt weergegeven. U wisselt
van menuniveau door de menuwisseltoets,
De toetsen voor zoomen (
hebben geen functie op de uitlijnconsole PT200.
Het indrukken van een van beide Enter-toetsen op het
toetsenbord heeft hetzelfde effect als het indrukken van de
functietoets OK.
U wisselt van menuniveau door de menuwisseltoets,
deze toets wordt ingedrukt, worden de menulabels van het onderliggende
niveau weergegeven. Indien het onderste menuniveau wordt weergegeven, is
het volgende niveau weer het eerste menuniveau.
Programma opnieuw instellen
Het uitlijnprogramma kan tijdens het uitlijnen op elk moment worden gereset
met de toets
(Esc), linksboven op het toetsenbord.
Er verschijnt een bevestigingsscherm waarmee wordt gecontroleerd of de
resetknop bewust is ingedrukt.
Druk vanuit het bevestigingsscherm nogmaals op de toets
'Werkorder opslaan' of 'Annuleren'.
Druk nogmaals op de toets
uitlijnsoftware te resetten. Als het uitlijnapparaat is gereset, wordt
de informatie gewist die voor de actuele uitlijning is verzameld,
wordt de sensorcompensatie verwijderd en keert u terug naar het
opstartscherm.
Druk op "Werkorder opslaan" voor het opslaan van de klantiden-
tificatie, de voertuigidentificatie en de uitlijnmeetwaarden die
tijdens de uitlijnprocedure zijn verzameld. U keert terug naar het
opstartscherm doordat ProAlign wordt gereset en kunt een nieuwe
uitlijnprocedure starten.
Druk op 'Annuleren' als u naar de actuele uitlijning wilt terugkeren.
DE SENSORCOMPENSATIEPROCEDURE MOET ELKE KEER
DAT EEN SENSOR OP EEN WIEL WORDT BEVESTIGD,
WORDEN UITGEVOERD! Het bevestigen van sensoren en
het hergebruiken van eerdere compensatiewaarden leiden
tot onnauwkeurige, niet-herhaalbare uitlijnmetingen, slecht
afgestelde stuurwielen, bandenslijtage en klachten van
klanten. De sensorcompensatie kan worden overgeslagen
als er speciale wielklemmen worden gebruikt in plaats van
universele zelfcentrerende wielklemmen.
UITLIJNAPPARAAT INSTEL-
UITLIJNAPPARAAT INSTEL-
Normale instelprocedure
Normale instelprocedure
Instellingsitem kiezen
Dit scherm wordt weergegeven als u in het opstartscherm op 'Uitlijnapparaat
instellen' drukt. Het bevat een keuzelijst met alle items die kunnen worden
ingesteld.
Druk op
of
of gebruik de muis om het in te stellen item te
selecteren.
Druk op 'Geselecteerd item instellen' om het scherm te openen waarin het
geselecteerde item kan worden ingesteld.
20
K4
of
) wordt ingedrukt. Het betreft de
K2
K3
en
, in te drukken.
), achteruit (
) en vooruit (
, in te drukken. Als
(Esc) of op
(Esc) om de Pro-Align®-
LEN
LEN
Conventionele sensorkalibratie
Conventionele sensorkalibratie
Sensorkalibratie is een functie die uitsluitend bestemd is voor door Hunter
erkende servicemonteurs.
Druk op de menuwisseltoets,
wordt weergegeven.
Selecteer 'Sensoren kalibreren' om het sensorkalibratiescherm weer te geven.
In dit scherm worden het sensortype, wat er moet worden gekalibreerd en de
kalibratieprocedure weergegeven.
De kalibratie moet worden voltooid voordat u de sensoren in gebruik neemt.
Als de kalibratieprocedure niet correct is voltooid, kan het systeem geen
enkele uitlijnfunctie uitvoeren. De kalibratiegegevens voor de sensoren wordt
opgeslagen in de sensoren. Als de printplaat die de omvormer aanstuurt in
geven
een bepaalde sensor wordt vervangen, moet deze sensor opnieuw worden
gekalibreerd.
Sensoren worden in sets gekalibreerd en moeten in sets bij elkaar worden
gehouden om onnodige herkalibraties te voorkomen. Als de sensoren van
één set voor de voor- of achterkant echter worden gebruikt in combinatie met
de sensoren van een andere set voor de voor- of achterkant moet er voor de
)
nieuwe set alleen een nulkalibratie worden uitgevoerd.
De kalibratieprocedures moeten nauwkeurig worden opgevolgd. Een nau-
wkeurige kalibratie kost tijd; voer de procedure dus aandachtig uit.
Afstandsbedieningsindicator (LED)
Afstandsbedieningsindicator (LED)
De LED-afstandsbedieningsindicator biedt de monteur de mogelijk 'mobiel' te
blijven tijdens het verrichten van afstellingen aan het voertuig.
Zender afstandsbediening
Zender afstandsbediening
Als de zender van de afstandsbediening niet goed werkt, moet mogelijk de
batterij worden vervangen. Hiervoor is een 9 V-alkalinebatterij vereist.
Er is een alkalinebatterij nodig om de juiste stroomsterkte voor
het functioneren van de zender van de afstandsbediening te
leveren.
Software-identificatie
Software-identificatie
In het scherm 'Identificeer software' kunt u zien welke software momenteel op
het systeem is geïnstalleerd.
Dit scherm geeft mogelijk niet de door u gebruikte software
weer.
Het wordt weergegeven als u in het resetscherm op 'Identificeer software'
drukt. De inhoud van het scherm behoeft geen toelichting.
Demontage en montage van USB-sticks
Demontage en montage van USB-sticks
Schakel de spanning van het apparaat uit en koppel het netsnoer los van de
console.
Open de achterzijde van de pc door de achterste consoleafdekking te verwij-
deren. De aanbevolen plaatsopstelling voor USB-sticks vindt u hieronder.
A) Voeding
C) Muis
E) Gegevens-station
G) Audio-bus
I) Toetsenbord
Verwijder het geïnstalleerde USB-station uit de pc.
Plaats het nieuwe USB-station in de pc.
Plaats de consoleafdekking terug.
Sluit het netsnoer weer aan op de console.
Elektronische sleutel
Elektronische sleutel
Als het USB-station wordt aangebracht in een PT200 zonder dat de juiste
sleutel in het bord is aangebracht, verschijnt een foutmelding.
Elektronische sleutel vervangen
Schakel de spanning van het apparaat uit en koppel het netsnoer los van de
console.
Open de elektronische USB-eenheid aan de achterzijde van de console.
Verwijder de vier schroeven om de achterste afdekking van de elektronische
USB-eenheid te openen.
A) Contactvoetjes sleutels
Monteer de sleutels.
Plaats de afdekking van de elektronische USB-eenheid terug.
Sluit het netsnoer en de kabels weer aan op de console.
, tot de functietoets 'Sensoren kalibreren'
Afbeelding 2.
Afbeelding 3.
B) Monitorkabel
D) Programma-station
F) Logboek-station
H) USB-box
Afbeelding 4.
B) Bord 45-1359-1
Nederlands