1
Algemeen
De mobiele dieseltankinstallatie voldoet aan de
stand van de techniek en aan de erkende veilig-
heidsvoorschriften.
De tankinstallatie is voorzien van het CE-merk,
d.w.z. bij het ontwerp en de fabricage zijn de
EU-richtlijnen en geharmoniseerde normen toege-
past die relevant zijn voor de tankinstallatie.
De tankinstallatie mag uitsluitend in perfecte
technische staat in de door de fabrikant geleverde
uitvoering worden gebruikt.
Om veiligheidsredenen is het niet toegestaan om
wijzigingen aan te brengen aan de tankinstallatie
(met uitzondering van de montage van accessoires
die speciaal door de fabrikant worden geleverd).
1.1
Veiligheid
Elke tankinstallatie wordt voor aflevering op wer-
king en veiligheid gecontroleerd.
Bij gebruik volgens de voorschriften is de tankin-
stallatie bedrijfsveilig.
Bescherm de tankinstallatie tegen misbruik.
i
Opmerking:
Bij de accuversie de accu tegen vocht
beschermen.
Bij verkeerde bediening of misbruik dreigen er
gevaren voor
•
lijf en leden van de operator,
•
de tankinstallatie en andere eigendommen van
de exploitant,
•
de werking van de installatie.
Als exploitant van de tankinstallatie draagt u de
verantwoordelijkheid dat
•
alle veiligheidsinstructies worden begrepen en
in acht worden genomen.
•
de persoonlijke veiligheidsmaatregelen, zoals
gespecificeerd in het veiligheidsinformatieblad
van de gebruikte brandstof, worden nageleefd.
•
uitsluitend geïnstrueerde personen de tankin-
stallatie bedienen (zie hoofdstuk bediening van
de tankinstallatie).
1.1.1
Onderhoud en toezicht
De tankinstallatie moet periodiek worden gecontro-
leerd op de veilige toestand ervan.
Deze evaluatie omvat met name
•
visuele controle op lekkages (lekdichtheid van
vulslang en armaturen),
•
functietest,
•
volledigheid / herkenbaarheid van de waar-
schuwings-, gebods- en verbodsborden op de
installatie,
•
de voorgeschreven periodieke inspecties (zie
het hoofdstuk onderhoud en inspectie voor
details).
1.1.2
Originele onderdelen gebruiken
Gebruik uitsluitend originele onderdelen van de fa-
brikant of door hem aanbevolen onderdelen. Neem
ook alle veiligheids- en toepassingsinstructies in
acht die bij deze onderdelen zijn geleverd.
Dit betreft
•
reserveonderdelen en slijtdelen
•
accessoires
1.1.3
Bediening van de tankinstallatie
Om gevaren door een verkeerde bediening te
voorkomen, mag de tankinstallatie alleen worden
bediend door personen die
•
de bedrijfshandleiding gelezen en begrepen
hebben,
•
hebben aangetoond dat zij de installatie kunnen
bedienen;
•
met het gebruik zijn belast.
i
Belangrijk!
De bedieningshandleiding moet voor elke
gebruiker goed toegankelijk zijn bij de
tankinstallatie.
1.1.4
Waarschuwingen op de tankinstalla-
tie
De waarschuwingsplaatjes op de installatie moeten
altijd worden aangebracht en leesbaar zijn.
Door de fabrikant aangebrachte borden:
Vuur, open vonken en roken verboden
Bevestiging:
aan achterkant van de tank
Waarschuwing voor handletsels
Bevestiging:
aan de onderzijde van het klapdeksel
NL
131