Fig 1
9.0 INSTALLATIE EN GEBRUIK
1. Bepaal de punten waar de foutieve uitlijning het
grootst is. Bij stap 1 (zie figuur 2) zijn deze punten te
vinden aan de bovenzijde en de onderzijde van de
verbinding, zoals aangegeven met de pijlen.
Fig 2 – STAP 1: Het probleem
3. De hefhaak van het apparaat moet in het boutgat
worden geschoven op het punt waar de uitlijning het
meest afwijkt zoals aangegeven bij stap 2 (zie figuur 3).
Fig 3 – STAP 2: Het apparaat bevestigen
Houd het apparaat
in het boutgat
waterpas
3. De valarm moet worden losgemaakt van de pijp
terwijl de hefhaak waterpas wordt gehouden met het
boutgat.
Ontlastknop van de
valarm
Fig 4 – STAP 3: De verbinding uitlijnen
De instelbus van
de cilinder
4. Trek de vergrendelingspen eruit om de arm tot de
gewenste afstand uit te schuiven (zie figuur 4). Draai de
cilinder / instelbus met de klok mee tot deze op het
oppervlak van de tegenoverliggende flens ligt. Controleer
bij deze stap of het apparaat op gelijke hoogte is en dat het
einde van de cilinder volledig contact maakt met het
oppervlak van de hogere flens.
5. De hydraulische slang / pomp kan nu worden
bevestigd en breng vervolgens de pomp op gang tot
de verbinding is uitgelijnd.
10.0 FOUTIEVE UITLIJNING BIJ ROTEREN OF
DRAAIEN
Dit is een bekend probleem bij zowel onshore als
offshore pijpleidingen (zie figuur 1). Vaak zijn de flenzen
wel uitgelijnd maar lukt het de operator niet de bout in
de twee overeenkomstige boutgaten passen op de rand
van de verbinding. De ATM-5 met een kracht van 45 kN
(ton) kan de flenzen in verschillende richtingen sturen.
Het instellen van het apparaat gaat op dezelfde wijze
als eerder beschreven, met echter één verschil. De
ATM-5 kan worden bevestigd aan het gemakkelijkst
toegankelijke punt op de rand van de verbinding omdat
de foutieve uitlijning voor alle boutgaten even groot is.
10.1 De aanbevolen werkwijzen zijn:
1. Selecteer het gemakkelijkst toegankelijke punt op de
rand van de verbinding en bevestig het apparaat
hieraan. (Volg de stappen 1 tot 3 van de figuren 2, 3
en 4).
2. Als beide flenzen zijn uitgelijnd maar de boutgaten
nog niet tegenover elkaar liggen, kan de ATM-5
gebruikt worden om de flenzen zijwaarts te bewegen
zodat één paar boutgaten tegenover elkaar komt te
liggen (zie punt A in figuur 5).
3. Plaats de bout in het boutgat bij punt A en maak de
ATM-5 los. De last wordt nu overgenomen door de
geplaatste bout.
54
Arm
Vergrendelings-
uitschuiven
pen