De aansluiting van de camerabundel op de regelunit van de informatie-elektronica – afb.
18A en 18B.
› Koppel de „quadlock"-klemmenstrook los van de regeleenheid van de informatie-elektronica
(in het midden van het instrumentenpaneel) en sluit de kabelboomdraden aan volgens het
schema als volgt:
› Sluit de witte geleider van de kabelboom aan op de blauwe klemmenstrook (quadlock) PIN 6.
› Sluit de bruine geleider van de kabelboom aan op de blauwe klemmenstrook (quadlock) PIN 12.
› Sluit de blauwe klemmenstrook aan op de betreffende klemmenstrook (quadlock). Lijn de
bundel zorgvuldig uit en bevestig deze met de kabelbinders (J) aan de kabelboom van de
bestaande elektrische installatie van de auto.
Opmerking. Lijn de kabelboom in de ruimte onder het instrumentenpaneel
zorgvuldig uit en bevestig deze met de kabelbinders (J) op geschikte plekken aan
de kabelboom van de bestaande elektrische installatie van het voertuig en aan de
moduledrager.
Afb. 19
Aansluiting van de kabelbomen (A) en (D) op het zekeringenpaneel en BCM
› Sluit de geleider uit BCM PIN 3 aan op het tegenstuk van de connector (H) PIN1.
› Sluit de zwart/blauwe geleider van de kabelboom (A) aan op de BCM-klemmenstrook C PIN 3.
NL
› Sluit de zwart/blauwe geleider van de kabelboom (A) op de connector (G) PIN 1.
› Verbind de connectoren (G) en (H) met elkaar en plaats ze in het schokchuim (N).
› Sluit de geleider uit de zekeringenbox PIN 134 aan op het tegenstuk van de klemmenstrook (M)
PIN3.
› Sluit de rood/witte geleider van de kabelboom (D) aan op de zekeringenbox van positie 134.
› Sluit de rood/witte geleider van de kabelboom (D) aan op de zekeringenbox van positie 23.
› Sluit de rood/gele geleider van de kabelboom (A) aan op de zekeringenbox van positie 23A.
Plaats de zekering 7,5A MINI (E) op de bezette plek.
› Sluit de klemmenstrook (M) aan op de klemmenstrook van de kabelboom (D). Plaats de
connectoren in het schokschuim (N).
Opmerking. Leid de kabelboom harnas zodanig, dat deze niet kan worden
beschadigd door de randen van de console van het instrumentenpaneel.
Bevestig de kabelboom van de parkeercamera bij de verwarmingsmodule (achter het
opbergkastje voor de bijrijder) aan de bestaande elektrische installatie en aan de balk van
de voertuigmodule, zodat deze niet in contact kan komen met het beweegbare deel van de
verwarmingsmodule (klep).
Bevestig de kabels aan het zekeringenpaneel onder het instrumentenpaneel met
kabelbinders, zodat deze niet kunnen losraken en daardoor geen collisie met andere delen
onder het instrumentenpaneel (knieairbag, pedalen, stuurkolom, enz. bij voertuigen met het
stuur links en met het opbergkastje voor de bijrijder bij voertuigen met het stuur rechts)
kunnen veroorzaken.
In geen geval mag de functionaliteit worden beperkt van de knieairbag, de pedalen of
andere onderdelen onder het instrumentenpaneel. Tegelijkertijd moet het mogelijk blijven
om het zekeringenpaneel los te koppelen.
60