Sensorbesturing
In de automatische modus herkent een sensor in de
afzuigkap de intensiteit van de kook- en bakluchtjes.
Afhankelijk van de instelling van de sensor schakelt de
ventilator automatisch over naar een andere
ventilatorstand.
Standaard instelling van de gevoeligheid: 2
Laagste instelling van de gevoeligheid: 1
Hoogste instelling van de gevoeligheid: 4
Als de sensorbesturing te snel of te langzaam reageert,
kunt u de instelling wijzigen:
1
Bij een uitgeschakelde ventilator de toets ca.
seconden lang ingedrukt houden. De instelling
wordt weergegeven.
2
Door op de toets 1, 2, 3 of
instelling van de sensorbesturing veranderd.
Toets 1 = gevoeligheid 1
Toets 2 = gevoeligheid 2
Toets 3 = gevoeligheid 3
Ž
= gevoeligheid 4
Toets
3
Ter bevestiging van de ingevoerde gegevens de
<
toets
ca. 4 seconden ingedrukt houden.
Verzadigingsindicatie
Wanneer de metalen vetfilter verzadigd is, klinkt na
uitschakeling van de ventilator gedurende 4 seconden
een signaal. Daarnaast is de verzadigingsindicatie
verlicht.
▯
Uiterlijk op dit moment dienen de metalen vetfilters
schoongemaakt te worden. In het hoofdstuk
kunt u lezen hoe u de metalen vetfilter
en verzorgen
schoonmaakt.
▯
Terwijl de verzadigingsindicatie knippert, kan hij
worden gereset. Hiervoor op de toets
<
4
Ž
te drukken, wordt de
œ
Reinigen
œ
drukken.
Verlichting
U kunt de verlichting onafhankelijk van de ventilatie in-
en uitschakelen.
@
Druk op de toets
.
Lichtsterkte instellen
@
Houdt de toets
ingedrukt tot de gewenste helderheid
verkregen is.
Geluidssignaal
Geluidssignaal inschakelen
Druk bij een uitgeschakelde ventilator gelijktijdig ca. 3
seconden op de toetsen
een signaal.
Geluidssignaal uitschakelen
Herhaal de handeling „Geluidssignaal inschakelen".
#
Ž
en
. Ter bevestiging klinkt
55