Installatie
4. Installeer een geventileerde lus (niet
meegeleverd).
– Als de toiletrand zich op enig moment
minder dan 203 mm (8") boven de
hoogst mogelijke waterlijn bevindt op
enig punt van slagzij, stampen of lading,
moet een geventileerde lus van 19
mm (3/4") worden geïnstalleerd in de
inlaatslang tussen de inlaatzeewaterkraan
en het toilet. Zie "Systeem voor onder de
waterlijn" op pagina 75.
– De geventileerde lus moet zich in alle
omstandigheden van slagzij, stampen of
lading minimaal 203 mm (8") boven de
hoogst mogelijke waterlijn bevinden.
6.3.5 Modellen met spoeling met
zoet water
1. Installeer de inlaatwaterleiding (niet
meegeleverd).
– Gebruik hiervoor een flexibele slang met
binnendiameter 13 mm (0,5") en een NPT-
fitting van 1,3 mm (1/2") voor aansluiting
op de waterklep van het toilet.
2. Installeer een afsluitklep in de inlaatleiding
(niet meegeleverd).
– Ten behoeve van reiniging en onderhoud
van het toilet.
6.4 Uitlaatleidingwerk
Alleen voor modellen met spoeling met
zeewater.
1. Installeer de zeewaterkraan en
uitlaatafvoerslang (niet meegeleverd).
– Gebruik een zeewaterkraan van 25 mm
(1,0") of 38 mm (1,5") met volledige
doorstroming en een flexibele slang om
het afvalwater naar een opvangtank met
afvoerpomp of rechtstreeks overboord
te leiden. Volg de instructies van de
fabrikant van de zeewaterkraan.
– Zorg ervoor dat de zeewaterkraan voor
afvalwaterafvoer in het achterschip
wordt gemonteerd en hoger dan de
zeewaterkraan voor waterinlaat zit.
– In het uitlaatleidingwerk mogen geen
knikken of blokkades voorkomen.
– Gebruik twee roestvrijstalen
slangklemmen bij elke verbinding.
– Zorg voor ondersteuning langs de gehele
78
loop van de slang om beweging en
zijdelingse belasting op aansluitingen te
beperken.
– Houd de loop van slangen zo kort
mogelijk. Voorkom verzakkingen of laag
hangende plekken die doorstroming
kunnen belemmeren.
2. Installeer de lus voor de afvoerslang nabij
het toilet (niet meegeleverd).
– Maak een lus van 300 mm (12") hoog in
de afvoerleiding, zo dicht mogelijk bij het
toilet, om te zorgen dat het water in de
toiletpot blijft. Zie "Systeem voor boven
de waterlijn" op pagina 74.
3. Installeer een geventileerde lus (niet
meegeleverd).
– Aanbevolen locaties van geventileerde
lussen voor de afvoer die zijn aangesloten
op systeemonderdelen die zich onder
de waterlijn bevinden of zich mogelijk
minder dan 203 mm (8,0") boven de
hoogst mogelijke waterlijn bevinden bij
volle slagzij kunt u vinden in Afbeelding 7
en Afbeelding 8.
– Bij volle slagzij moeten geventileerde
lussen zich minimaal 203 mm (8") boven
de hoogst mogelijke waterlijn bevinden.
6.5 Toilet en spoelknop
1. Pak het toilet, de watertoevoerslang, de
afvoerfitting en de hardware voorzichtig uit.
Zie Afbeelding 1.
2. Plaats het toilet op de gewenste locatie
op de vloer. Indien nodig, kunt u het
toilet draaien zodat de behuizing van de
vermalerpomp niet tegen de wand aankomt
of zodat het toilet goed staat met het oog
op het aan te leggen leidingwerk. Zie
Afbeelding 2.
3. Zorg dat er voldoende ruimte is voor de
aansluitingen van de leidingen en ook voor
wanneer de zitting en het deksel omhoog
zijn geklapt.
4. Markeer op de vloer waar het toilet
geplaatst gaat worden.
5. (Optioneel) Als de vermalerpomp en de
toiletbasis onder een hoek moeten worden
geplaatst om te zorgen dat de toiletpot
niet in de verkeerde richting staat, draait u
het bovendeel van de toiletpot in de juiste
positie.
Vermalertoilet
NL