NL
2. Verwijder de beschermingsplug uit de luchtinlaat van de snelkoppeling (indien aangebracht)
3. Schroef met gebruik van een sleutel (niet meegeleverd) de snelkoppeling in de luchtinlaat aan
de onderkant van de handgreep (12)
4. Koppel aan de luchtleiding, breng voorzichtig onder druk en voer een lekcontrole uit (bijv. door
het spuiten van kleine hoeveelheden zeepwater op de buitenkant van de koppels)
• Luchtleidingen met passende vrouwelijke snelkoppelingen kunnen nu in het gereedschap
worden geduwd.
Aanbrengen van de verfbeker
• Breng de verfbeker (1) aan door hem in de vloeistofkoppeling (3) van het spuitpistool te
schroeven. Draai voorzichtig vast aan met een geschikte sleutel (niet meegeleverd)
Aanbevolen luchttoevoer
WAARSCHUWING: Het spuitpistool mag in geen geval worden gebruikt in een
persluchtsysteem met geïntegreerde oliespuit.
Opmerking: Een fijne spuitafwerking zonder gebruik van een hoogwaardig scheidingsfilter is
vrijwel onmogelijk.
• Dit gereedschap moet worden aangesloten op een schone, droge luchttoevoer met
waterafscheider en filter (fig. II)
• Gebruik een lichtgewicht slang om het gereedschap op de luchtcompressor aan te sluiten. Lucht
moet worden aangevoerd via een geschikte luchtslang met een diameter van 8 mm (5/16") en
een vrouwelijke 1/4" NPS-aansluiting aan de pistoolzijde. Gebruik voor slanglengtes van meer
dan 15 m (50') een slang met een diameter van 9,5 mm (3/8")
• Laat de toevoerdruk niet hoger worden dan het aangegeven maximum (zie 'Specificatie')
• Zorg ervoor dat het water dagelijks uit het luchtsysteem wordt afgevoerd
• Zorg ervoor dat alle onderdelen van het systeem (slangen, koppelingen, enz.) geschikt zijn voor
de te gebruiken luchtdruk
• Gebruik geen niet-geleidende slangen om de opbouw van elektrostatische lading te voorkomen
Het instellen van de luchtdruk
• Verstuivende druk moet goed worden ingesteld om rekening te houden met de val in luchtdruk
tussen de compressor/regelaar en het spuitpistool
• Gebruik de aanbevolen slangdiameter om drukval te minimaliseren en stel toevoerluchtdruk in
volgens 'Specificaties'
BELANGRIJK: Spuit altijd met de laagst mogelijke luchtdruk om te voorkomen dat te veel materiaal
wordt gespoten en om zo efficiënt mogelijk te werken.
Verfvoorbereiding
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat het type verf of oplosmiddel dat wordt gebruikt en de
viscositeit geschikt zijn voor het materiaal en het type van dit spuitpistool.
• Meng, conditioneer en filter het te spuiten materiaal volgens de aanbevelingen van de fabrikant
• Raadpleeg de richtsnoeren van de fabrikant voor de opslag en verwijdering van bereid materiaal
Het afstellen van het spuitpistool
NB: Maak uzelf bekend met de 'Trekkerbediening' in het onderdeel 'Gebruik' hieronder, voordat u
met het afstellen begint.
Vullen van de verfbeker
1. Zorg ervoor dat het spuitpistool is ontkoppeld van de luchttoevoer.
2. Open het deksel met de bajonetsluiting (2)
3. Inspecteer de afdichting aan de binnenkant van het deksel op slijtage en schade
4. Vul de verfbeker (1) tot het vereiste niveau
NB: De maximale vulhoogte is ongeveer 10 mm onder de schouder van de beker
4. Breng het deksel weer op de verfbeker aan. Sluit hem stevig met de hand.
5. Breng het deksel weer op de verfbeker aan en sluit hem stevig met de hand
NB: Het deksel heeft een klein gaatje voor drukregeling en is derhalve niet volledig verzegeld. Zorg
ervoor dat er geen materiaal door dit gaatje wordt gemorst. Zorg er altijd voor dat het gaatje schoon
en niet geblokkeerd is.
Standaardinstelling
1. Schroef de gekartelde naaldafstelschroef (9) voorzichtig met de klok mee tot hij stopt
WAARSCHUWING: De verfnaald kan gemakkelijk beschadigd raken. Gebruik daarom niet
teveel kracht.
2. Schroef de gekartelde patroonafstelschroef (7) voorzichtig met de klok mee tot hij stopt
WAARSCHUWING: Gebruik NIET teveel kracht omdat dit de klepzitting kan beschadigen.
3. Draai de vergrendelingsring (6) van het luchtmondstuk ongeveer een kwartdraai los, zodat het
luchtmondstuk (5) kan worden ingesteld
40
Het afstellen van het materiaaldebiet
1. Koppel het spuitpistool aan de luchttoevoer die is afgesteld zoals vermeld in 'Specificaties'
2. Richt het pistool op een groot stuk karton of vergelijkbaar materiaal
3. Houd het spuitpistool stil en knijp de trekker (11) volledig in
NB: In de standaardinstelling dient er geen materiaal uit te komen.
4. Houd de trekker ingeknepen en draai de gekartelde naaldafstelschroef (9) langzaam tegen de
klok in en open de materiaalstroom
5. Vervolg met afstellen tot het materiaal naar wens wordt gespoten
Het afstellen van het spuitpatroon
NB: Stel het materiaaldebiet altijd opnieuw af als de breedte of vorm van de gespoten straal wordt
aangepast.
1. Draai de gekartelde patroonafstelschroef (7) langzaam tegen de klok in om het spuitpatroon in
te stellen. Draai tot het gewenste spuitpatroon is bereikt.
NB: Door de patroonafstelschroef tegen de klok in te draaien wordt de spreiding vergroot, en met
de klok meedraaien resulteert in een smaller, cirkelvormiger spuitpatroon.
2. Draai aan het luchtmondstuk (5) om de richting van het spuitpatroon af te stellen (Fig. III).
3. Zodra u het gewenste spuitpatroon hebt bereikt, laat de trekker (11) los en draai de
vergrendelingsring (6) van het luchtmondstuk met de hand aan om het luchtmondstuk vast te
zetten.
NB: Bij de meeste werkzaamheden moeten de vleugels op het luchtmondstuk horizontaal zijn om
een verticaal spuitpatroon te verkrijgen die maximale dekking biedt naarmate het pistool achter- en
voorwaarts wordt bewogen parallel aan het oppervlak dat wordt geverfd.
Gebruik
Trekkerbediening
Het mechanisme van de trekker (11) bestaat uit twee stappen:
• Knijp de trekker in tot de eerste stap waardoor de lucht door het pistool gaat stromen
• Knijp de trekker verder in om de verf te spuiten
NB: Het afstellen van de gekartelde naaldafstelschroef (9) bepaalt hoe ver de trekker kan
worden ingeknepen.
Spuittechniek
WAARSCHUWING: Houd er rekening mee dat pneumatisch gereedschap restdruk kan
vasthouden. Ontlucht het gereedschap nadat de luchttoevoer is afgesloten.
• Voor het bereiken van een gladde gelijkmatige laag moet het materiaal worden voorbereid en
verdund in overeenstemming met de richtlijnen van de fabrikant.
• Het pistool moet schoon en op de juiste wijze geladen zijn, het spuitpatroon moet zijn afgesteld
en de compressor moet op de juiste druk zijn ingesteld.
• Voer altijd een test met het pistool uit en volg de procedures beschreven in 'Het afstellen van het
spuitpistool', om de beste instellingen te bepalen.
• Houd het spuitpistool op ongeveer 200-250 mm afstand van het werkstuk.
• Spuit de randen van het werkstuk eerst. Overlap ongeveer 50% van elke gespoten straal.
• Spuit in een continue, gelijkmatige beweging. Houd uw hand zo stil mogelijk en beweeg de
spuit in een rechte baan over het werkstuk (Fig. IV).
• Werk niet in een boogbeweging. Bogen resulteren in een ongelijkmatige afwerking (Fig. V).
• Vermijd intensief zwaaien met het pistool, omdat dit resulteert in een instabiele luchtdoorgang
waardoor wolken verstoven gespoten materiaal kunnen vrijkomen.
• Voorafgaand aan het spuiten is het goed om het hele spuitproces te visualiseren. Begin met
de minst zichtbare delen en werk naar de delen die gezien worden. Hierdoor bereikt u een
gelijkmatige afwerking, kunt u de probleemgebieden van het werkstuk bepalen, en rond punten
werken die al bedekt zijn.
• Ontkoppel na gebruik het spuitpistool onmiddellijk van de luchttoevoer.