Voor gebruik/Installatieprocedure
2WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om
persoonlijk letsel of brand te voorkomen:
• Voorkom kortsluiting en steek derhalve nooit metalen
voorwerpen (zoals munten en gereedschap) in het toestel.
• De installatie en bedrading van dit product moet worden
uitgevoerd door een deskundig persoon. Laat een
gespecialiseerd technicus het apparaat installeren zodat uw
veiligheid niet in gevaar komt.
2LET OP
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om
schade aan het product te voorkomen:
• Zorg dat het toestel geaard is aan een negatieve aansluiting
van een 12-volt-gelijkstroomvoeding.
• Gebruik, bij het vervangen van een zekering, alleen een
nieuwe zekering met de voorgeschreven waarde. Als u een
verkeerde zekering gebruikt, kan er mogelijk een storing
optreden in het apparaat.
• Gebruik bij het installeren uitsluitend de bijgeleverde
schroeven. Gebruik uitsluitend de bij het toestel geleverde
schroeven. Bij gebruik van de verkeerde schroeven, kan het
apparaat beschadigd raken.
OPMERKING
• Dit product is een achteruitrijcamera waarmee u kunt
bekijken wat zich aan de achterkant van uw auto afspeelt.
• Een achteruitrijcamera is een camera die symmetrische
beelden levert op dezelfde wijze als achteruitkijk- en
zijspiegels.
• Aansluiting op een televisie met een RCA-video-ingang is
mogelijk, maar controleer eerst of de televisie die u gebruikt
een functie voor inschakeling bij achteruitrijden heeft.
• Dit product is ontworpen om de chauff eur te ondersteunen
bij het achteruitrijden, maar de camerabeelden laten niet alle
gevaren en obstakels zien. Kijk voor de zekerheid achter u bij
het achteruitrijden.
• Dit product is uitgerust met een groothoeklens, dus het
beeld dichtbij is breed en het beeld veraf is smal, waardoor
een onjuist gevoel voor afstand kan ontstaan. Kijk voor de
zekerheid achter u bij het achteruitrijden.
• Laat uw auto niet wassen in de autowasinstallatie of met
water onder hoge druk aangezien dit ertoe kan leiden dat
water de camera binnendringt of de camera op de grond
valt.
• Controleer of de camerabeugel goed is bevestigd voordat u
gaat rijden.
Zitten de schroeven los?
- Zit de camerabeugel stevig vast?
- Als de achteruitrijcamera losraakt terwijl u aan het rijden
bent, kan deze een ongeval veroorzaken.
• Voordat u het apparaat defi nitief installeert, sluit u eerst
tijdelijk de draden aan om te controleren of alles goed is
bevestigd en of de camera en het systeem werken.
• Bij het monteren van deze camera moet u ervoor zorgen dat
er geen kabels tussen de camera en het omringende metaal
of de aansluitingen bekneld raken.
• Monteer de camera niet in de buurt van de
verwarmingsuitlaat, waar deze beschadigd kan raken
door de warmte of bij de portieren, waar regenwater op
de camera kan spatten. (Installeer de camera nooit op de
bovengenoemde locaties vanwege het gevaar van storingen
44
|
CMOS-300/CMOS-200
ten gevolge van hoge temperaturen.)
• Controleer, voordat u montagegaten gaat boren, altijd de
plek achter de locatie waar u wilt gaan boren. Boor niet in
de brandstofl eiding, remleiding, elektrische bedrading of
andere belangrijke onderdelen.
• Als de camera wordt geïnstalleerd in het interieur, verankert
u deze stevig zodat het apparaat niet kan losraken terwijl
het voertuig in beweging is en letsel of een ongeval kan
veroorzaken.
• Als de camera onder een van de voorstoelen wordt
gemonteerd, controleert u of deze stoel nog vooruit of
achteruit kan worden verplaatst. Leid alle kabels en snoeren
zorgvuldig rond het schuifmechanisme zodat zij niet
bekneld kunnen raken in het mechanisme en kortsluiting
veroorzaken.
Verzorging en onderhoud
• Als het product vuil wordt, neemt u het af met een
siliconendoek of een zachte doek. Als het ernstig vervuild
is, verwijdert u de vlek met een doekje dat bevochtigd
is met een neutraal reinigingsmiddel en neemt u het
reinigingsmiddel vervolgens af. Gebruik geen harde doeken
en/of vluchtige vloeistof, zoals verdunner of alcohol. Deze
kunnen krassen, vervormingen, aantastingen en/of schade
veroorzaken.
• Wanneer een lensonderdeel vuil wordt, neemt u deze
voorzichtig af met een zachte doek, bevochtigd met water.
Niet met een droge doek wrijven om krassen op de lens te
vermijden.
Installatieprocedure
1
Voorkom kortsluiting door de sleutel uit het
contactslot te halen en de - accu los te koppelen.
2
Verbind de juiste in- en uitgangskabels van ieder
toestel.
3
Sluit de draden in de kabelboom aan. Doe dit in de
onderstaande volgorde: aarde, ontsteking, achteruit
en camera-eenheid.
4
Sluit de connector van de kabelboom aan op de
voedingseenheid.
5
Installeer het toestel in uw auto.
Sluit de - accu weer aan.
6
2WAARSCHUWING
• Als u de ontstekingsdraad (rood) aansluit op het autochassis
(aarde), kan er kortsluiting en vervolgens brand ontstaan.
Sluit deze kabels altijd aan op de voedingsbron die via de
zekeringkast loopt.
• Knip de zekering niet los van de ontstekingsdraad (rood). De
voeding moet via de zekering worden aangesloten op de
draden.
2LET OP
• Als het contactslot van uw auto geen ACC-stand heeft, sluit
u de ontstekingsdraad aan op een voedingsbron die met
de contactsleutel kan worden in- en uitgeschakeld. Als u de
ontstekingsdraad aansluit op een voedingsbron met een
constante spanningsbron, zoals bij accukabels, raakt de accu
mogelijk uitgeput.
• Als de zekering is doorgebrand, controleert u eerst of de
kabels elkaar niet raken en zo een kortsluiting veroorzaken