Continuïteitstest (Rx)/diodetest
De stroom van het testcircuit/-object moet worden
uitgeschakeld vóór de meting.
• Controleer op de afwezigheid van spanning door
een tweepolige spanningstest uit te voeren op het
testobject.
• Houd beide testsondes tegen elkaar aan of druk op de
drukknop
• Sluit beide testsondes aan op het testobject. Voor
continuïteit (tot ca. 500 kΩ) is de LED voor continuïteit
7
Rx
AAN en is de zoemer actief.
• De continuïteitstest schakelt automatisch UIT na
ongeveer 30 seconden als er geen continuïteit wordt
gedetecteerd. Als continuïteit wordt gedetecteerd,
schakelt de tester automatisch weer IN.
De faserotatie-aanduiding bepalen
De spanningstester bevat een driefasige rotatie-indicator
met twee sondes.
Volg de veiligheidsinstructies.
De indicatiedetector voor faserotatie is altijd actief en de
LED
R
6
Maar de aanduiding voor de faserotatie kan alleen worden
bepaald in een driefasesysteem tussen de fasen. Het
instrument toont de spanning tussen twee fasen.
• Sluit de handgreep van de testsonde
veronderstelde fase L1 en de indicatortestsonde
de veronderstelde fase L2.
• Sluit de greep van de indicatortestsonde stevig rond
zijn eenheid
Als de LED
is gedetecteerd.
Voor 2100-Gamma:
Als de LED
gedetecteerd.
Voor 2100-Alpha en 2100-Beta:
Als de LED
mogelijk aanwezig.
TIP: Bij het opnieuw testen met vervangen testsondes,
moet het tegenovergestelde resultaat verschijnen.
Weerstandsmeting (Ω)
Aanduiding lage weerstand " "
W
De stroom van het testcircuit/-object moet worden
uitgeschakeld voorafgaand aan de meting.
• Controleer op de afwezigheid van spanning door
een tweepolige spanningstest uit te voeren op het
testobject.
• Selecteer de functie weerstandsmeting (Ω) / aanduiding
lage weerstand "
verschijnt het symbool "Ω".
• Sluit beide testsondes aan op het testobject. De tester
geeft de weerstand digitaal aan op het LCD-scherm
Voor heel lage weerstanden is nu de zoemer actief.
Deze functie is heel handig om bedrading in contactor-
en relaistoepassingen te controleren zonder de spoelen te
beïnvloeden.
Contactloze spanningsindicatie/elektrisch veld
(NCV/EF)
(2100-Gamma)
De functie NCV wordt gebruikt om de controleren of de
draad onder stroom staat. De spanningstester detecteert
een kabel of draad onder stroom.
Tijdens de NCV-test om externe spanning te bepalen,
kan de weergavefunctie worden gehinderd (bijv. met
isolerende persoonlijke beschermingsuitrusting of op
isolatielocaties).
De NCV-functie is bijzonder handig voor het vinden
van onderbrekingen in kabels of bedrading.
om de tester in te schakelen.
12
is mogelijk altijd AAN.
!
14
R
6
constant AAN is: rechterfaserotatie
L
constant AAN is: linkerfaserotatie is
6
R
constant UIT is: linkerfaserotatie is
6
" met drukknop
(2100-Gamma)
12
9
1
aan op de
2
. Op het LCD
op
9
.