8.8 Vullen van de tuinhakselaar
Zacht materiaal:
● organische resten van planten
zoals fruit- en groenteafval,
bloemenresten, loof, dunne takken enz.
in de grote rechthoekige opening (1)
invoeren.
Hard materiaal:
dikke en sterk vertakte takken
vooraf met een snoeischaar
bijknippen.
● Boom- of heggensnoeisel evenals
takken langzaam door de VIKING
klaverbladvormige opening (2) langs de
rechter trechterwand tot aan de
messenset leiden. Hard materiaal wordt
daarbij door het apparaat zelfstandig
ingetrokken.
9. Veiligheidsvoorzieningen
9.1 Startblokkering elektromotor
Het apparaat kan alleen met de
schakelaar in werking worden gesteld en
niet door de aansluitkabel in het
stopcontact te steken.
9.2 Veiligheidsvergrendeling
De elektromotor resp. het snijgereedschap
mag alleen bij een correct afgesloten
vultrechter worden gestart. Bij het
losdraaien van de rechter afsluitschroef
(van voren naar het apparaat gezien)
tijdens de werking schakelt de
0478 201 9910 E - NL
elektromotor zichzelf uit en komt het
hakselgereedschap na enkele seconden
tot stilstand.
10
9.3 Uitlooprem elektromotor
De uitlooprem van de elektromotor verkort
de uitlooptijd van het uitschakelen tot de
stilstand van de messen tot een paar
seconden.
9.4 Beschermkappen
De tuinhakselaar is voorzien van
beschermkappen in het vul- en
uitworpgebied. Dit zijn de gehele
vultrechter met bovenstuk en
beschermkap, de uitworpverlenging en de
uitworpklep.
De beschermkappen zorgen ervoor dat u
tijdens het hakselen altijd op veilige
afstand van de hakmessen blijft.
10. Apparaat in gebruik
nemen
Gevaar voor letsel!
Lees vóór het in gebruik nemen van
de tuinhakselaar het hoofdstuk
"Voor uw veiligheid" (
zorgvuldig door en volg alle
veiligheidsinstructies op.
10.1 Tuinhakselaar elektrisch
aansluiten
De voedingskabel moet voldoende
beschermd zijn. (
Als aansluitkabel mogen alleen leidingen
gebruikt worden die niet lichter zijn dan
rubberslangen H07 RN-F DIN/VDE 0282.
De kleinste doorsnede van de
voedingskabel moet 3 x 1,5 mm² zijn bij
een lengte tot 25 m of 3 x 2,5 mm² bij een
lengte vanaf 25 m zijn.
De koppelingen van de aansluitkabel
moeten van rubber zijn, of met rubber
overtrokken, en aan de norm
DIN/VDE 0620 voldoen.
De aansluitingen moeten spatwaterdicht
zijn.
Niet-geschikte verlengkabels leiden tot
vermogensverliezen en kunnen schade
aan de elektromotor veroorzaken.
Dit apparaat is geschikt om aan een
distributienet met een systeemimpedantie
Z
max
overgangspunt(huisaansluiting) van
maximaal 0,49 ohm bij 50 Hz te worden
aangesloten.
De gebruiker moet er zich van
vergewissen dat het apparaat alleen wordt
aangesloten op een distributienet dat aan
deze eisen voldoet.
Indien nodig kan de systeemimpedantie bij
het lokale energiebedrijf worden
nagevraagd.
10.2 Netstroom inschakelen
4.)
● Klep (1) omhoogtrekken.
● Koppeling van de voedingskabel
● Klep loslaten.
10.3 Tuinhakselaar inschakelen
18.)
● Netstroom inschakelen. (
bij het
insteken.
10.2)
11
12
69