5.2 Montage van het steunvoetje (ref. 4)
Monteer het steunvoetje zoals afgebeeld wordt in
Fig. 5
5.3 Netaansluiting
De compressor is voorzien van een netkabel met
veiligheidsstekker. Deze kan worden aangesloten
op elk veiligheidsstopcontact 230 V ~ 50 Hz dat
beveiligd is door een zekering van 16 ampère.
Alvorens het apparaat in gebruik te nemen dient
u er zich van te vergewissen dat de netspanning
overeenkomt met de bedrijfsspanning vermeld op het
kenplaatje van het apparaat. Lange toevoerleidingen
alsmede verlengkabels, kabeltrommels enz. leiden
tot spanningsverlies en kunnen het starten van
de motor beletten. Bij temperaturen onder +5°C
start de motor eventueel moeilijk ten gevolge van
stroefheid.
5.4 AAN/UIT-schakelaar (ref. 8)
5.4.1
D 200/8/24 - D 200/10/24 (fig. 2a)
Om de uitrusting aan te zetten, de On/Off-schakelaar
(ref. 8) in de positie I zetten.
Zet de On/Off-schakelaar (ref. 8) in de positie O om
de uitrusting uit te zetten.
5.4.2
D 200/8/6 (fig. 2b)
De compressor wordt aangezet door de rode knop
(ref. 8) in positie I te trekken.
De compressor wordt uitgezet door de rode knop
(ref. 8) in positie O te drukken.
5.5 Drukafstelling
● Met de drukregelaar (ref. 7) kan de druk op de
manometer (ref. 6) worden afgesteld.
● De afgestelde druk kan op de snelkoppeling (ref.
5) worden ontnomen.
5.6 Afstelling van de drukschakelaar
De drukschakelaar werd door de fabriek afgesteld.
5.6.1
D 200/8/6 - D 200/8/24
Inschakeldruk
Uitschakeldruk
5.6.2
D 200/10/24
Inschakeldruk
Uitschakeldruk
6 bar
8 bar
8 bar
10 bar
39
6. SCHOONMAKEN EN
ONDERHOUDEN
Let op!
Trek vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheid
de netstekker uit het stopcontact.
Let op!
Wacht tot de compressor helemaal is afgekoeld!
Gevaar om brandwonden op te lopen!
Let op!
Vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden
dient de ketel drukloos te worden gemaakt.
6.1 Reiniging
● Hou de veiligheidsinrichtingen zo veel mogelijk
vrij van stof en vuil. Wrijf het apparaat met een
schone doek af of blaas het met perslucht bij lage
druk schoon.
● Het is aan te bevelen het apparaat direct na elk
gebruik schoon te maken.
● Maak het apparaat regelmatig met een vochtige
doek en wat zachte zeep schoon. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het apparaat kunnen
aantasten. Zorg ervoor dat geen water binnen in
het apparaat terechtkomt.
● Slang en spuitgereedschap moeten vóór de
schoonmaakbeurt van de compressor worden
gescheiden. De compressor mag niet met water,
oplosmiddelen of iets dergelijks schoon worden
gemaakt.
6.2 Condenswater
Het condenswater moet dagelijks worden afgelaten
door de aflaatklep (ref. 11) open te draaien
(bodemkant van het drukvat).
Let op!
Het condenswater uit het drukvat bevat
olieresten.
Ontdoet u zich van het condenswater op een
milieuvriendelijke manier en deponeer het op
een overeenkomstige inzamelplaats.
6.3 Veiligheidsklep (ref. 10)
De veiligheidsklep is afgesteld op de maximaal
toegestane druk van de druktank. Het is niet
toelaatbaar de veiligheidsklep te verstellen of de
verzegeling ervan te verwijderen. Om te verzekeren
N
L