5.0 Opties
Trapdop
Trapdop (Fig. 5.01)
Begeleiders gebruiken de trapdop
om een rolstoel over een obstakel
te kantelen. Trap gewoon op de
buis om een rolstoel bijvoorbeeld
over een stoep of een trede te
duwen.
Wielvergrendelingen
Wielvergrendelingen
Uw rolstoel heeft twee
wielvergrendelingen. Ze komen
rechtstreeks op de banden
terecht. Om de vergrendelingen
te gebruiken, drukt u beide
vergrendelingshendels naar
voren tot tegen de aanslagen
(Fig. 5.02 en 5.04). Om de
vergrendeling ongedaan te maken,
trekt u de hendels weer naar hun
oorspronkelijke positie.
Het remvermogen vermindert
wanneer:
• het loopvlak van de band
versleten is;
• de bandendruk niet voldoende is;
• de banden nat zijn;
• de wielvergrendelingen niet goed
afgesteld zijn.
De parkeerremmen zijn niet
bedoeld om als rem voor een
bewegende rolstoel te dienen.
U mag de wielvergrendelingen
dan ook niet gebruiken om een
bewegende rolstoel te doen
remmen. Rem altijd met behulp
van de hoepels. Zorg ervoor dat
de afstand tussen de banden en
de wielvergrendelingen voldoet
aan de vermelde specificaties (Fig.
5.03 en 5.05). Om die afstand aan
te passen, draait u schroef (1)
los en stelt u de juiste afstand in.
Draai de schroef weer vast. (zie de
pagina over torque sleutel).
OPGELET!
Telkens wanneer u de
achterwielen hebt bijgesteld, moet
u nagaan of de afstand tot de
wielvergrendelingen in orde is. Pas
die indien nodig aan.
EASY 200-300,
94
Fig. 5.01
Fig. 5.02
Kniehevelrem
Fig. 5.03
1
3 mm
Kniehevelrem
Fig. 5.04
Standaard rem
Fig. 5.05
1
10-15 mm
Standaard rem
Verlenging voor de remhendel
(Fig. 5.06)
De verlenging van de remhendel
kan worden verwijderd of
opgevouwen. Het gebruik van
de langere hendel kost u minder
moeite om de wielvergrendeling in
werking te zetten.
OPGELET!
•
Wanneer u de wielvergrendeling te dicht bij het wiel
monteert, zal deze moeilijker te hanteren zijn. Hierdoor
kan de verlengde hendel breken!
•
De hendel kan ook breken wanneer u op de verlenging
gaat leunen tijdens transfers! Opspattend water en
vuil van de banden kan slecht functioneren van de
wielvergrendelingen veroorzaken.
Trommelremmen (Fig. 5.07)
Trommelremmen helpen een
begeleider om veilig en goed
te remmen. U kunt die ook
gebruiken met behulp van een
vergrendelingshendel (1) om te
voorkomen dat u wegrolt. U moet
de hendel in zijn plaats horen
klikken. Trommelremmen zijn niet
afhankelijk van de luchtdruk binnen
in de banden. U kunt uw rolstoel
niet verplaatsen wanneer de
trommelremmen ingeschakeld zijn.
OPGELET!
U mag de trommelremmen alleen door erkende dealers laten
aanpassen.
Wielvergrendeling één hand
Uw rolstoel is uitgerust met twee sets
wielvergrendelingen, aan de linker- en
rechterkant. Ze komen rechtstreeks op de
banden terecht. Om ze in te schakelen drukt
u de vergrendelingshendel naar voren tegen
de stop aan (Fig. 5.08). Om het wiel vrij
te geven, trekt u de hendel weer naar zijn
oorspronkelijke positie.
Het remvermogen vermindert wanneer:
• het loopvlak van de band versleten is;
• de bandendruk niet voldoende is;
• de banden nat zijn;
• de wielvergrendelingen niet goed
afgesteld zijn.
De parkeerremmen zijn niet
bedoeld om als rem voor een
bewegende rolstoel te dienen.
U mag de wielvergrendelingen
dan ook niet gebruiken om een
bewegende rolstoel te doen
remmen. Rem altijd met behulp
van de hoepels. Zorg ervoor dat
de afstand tussen de banden en
de wielvergrendelingen voldoet aan de vermelde specificaties.
Om die afstand aan te passen, draait u schroef los en stelt u
de juiste afstand in. Draai de schroef weer vast. (zie de pagina
over draaikracht).
OPGELET!
Telkens wanneer u de achterwielen hebt bijgesteld, moet u
nagaan of de afstand tot de wielvergrendelingen in orde is. Pas
die indien nodig aan.
Fig. 5.06
Fig. 5.07
1
Fig. 5.08
Fig. 5.09
1
3 mm