Zorg ervoor dat niemand onder de installatieplaats staat tijdens het takelen, onttakelen of onderhoud
•
van het toestel.
Installeer dit toestel op een plaats waar niemand langs moet lopen of kan neerzitten.
•
•
BELANGRIJK. Een degelijke praktijkervaring is vereist voor de plaatsing van dit toestel. U moet de
maximumbelasting van de draagconstructie kunnen berekenen, weten welk constructiemateriaal u kunt
gebruiken en u moet het gebruikte materiaal en het toestel af en toe laten nakijken. Monteer het
toestel niet zelf indien u er geen ervaring mee heeft. Een slechte montage kan leiden tot verwondingen
en schade aan het toestel.
Het toestel moet geïnstalleerd worden buiten het bereik van mensen.
•
•
Gebruik een professionele draagconstructie om het toestel te verlagen van het plafond of een hoge
dwarsbalk.
Opgelet: Bij het vallen, kunnen montages aan het plafond ernstige verwondingen veroorzaken. Plaats
•
het toestel NIET bij twijfel over de veiligheid van een mogelijke installatie.
•
Installeer het toestel niet in de nabijheid van gemakkelijk brandbare materialen en bevestig op een
minimumafstand van 0.5m (decoratie, enz.).
Bevestig het toestel aan uw draagconstructie met een geschikte beugel. Installeer altijd een geschikte
•
beveiligingskabel voor montage aan plafonds.
•
Gebruik enkel DIN56927 veiligheidskabels, DIN56927 karabijnhaken, DIN EN 1677-1 hangboeien en
BGV C1 musketonhaken. De veiligheidskabels, karabijnhaken, hangboeien en musketonhaken moeten
voldoende afgemeten worden volgens de geldende industriële veiligheidsnormen (bv. BGC C1, BGI 810-
3) en correct gebruikt worden.
Voor montage aan plafonds in openbare plaatsen of handelszaken, gelieve de voorschriften te
•
respecteren die slechts gedeeltelijk zijn weergegeven in deze handleiding. De gebruiker moet zich
informeren over de geldende veiligheidsnormen en deze respecteren.
De constructeur van het toestel is niet aansprakelijk voor eventuele schade veroorzaakt door een foute
•
installatie of door onvoldoende veiligheidsmaatregelen.
•
Haal de veiligheidskabel door het bevestigingsoog van de montagebeugel en bevestig de kabel aan de
draagconstructie of een veilig bevestigingspunt. Bevestig het uiteinde van de veiligheidskabel aan de
karabijnhaak en zet de montage goed vast met de veiligheidsschroef.
De maximale valafstand mag nooit meer dan 20cm zijn.
•
Gebruik nooit een veiligheidskabel die al onderhevig was aan een val of beschadigd is.
•
Regel de gewenste rotatiehoek met de montagebeugel en draai de bevestigingsschroeven stevig vast.
•
5.1
DMX-sturing
De kabels mogen niet met elkaar in aanraking komen om een correcte werking van het toestel te
•
garanderen.
Het DMX-startadres is afhankelijk van de gebruikte controller.
•
•
Gebruik enkel een DMX-kabel en 3-pins XLR-pluggen en connectoren om de apparaten onderling te
verbinden.
Aansluitschema van de XLR-aansluiting
DMX-uitgang
•
Bij het gebruik van controllers met dit type XLR-aansluiting, sluit de DMX-uitgang van de controller
rechtstreeks aan op de DMX-ingang van het eerste toestel in de DMX-ketting. Om DMX-controllers aan
te sluiten op andere XLR-uitgangen, moeten adapterkabels gebruikt worden.
Opbouwen van een seriële DMX-ketting:
Sluit de DMX-uitgang van de controller aan op de DMX-ingang van de dichtstbijzijnde toestel. Sluit altijd
•
een uitgang aan op de ingang van het dichtstbijzijnde toestel totdat alle toestellen verbonden zijn.
Opgelet: Bij het laatste toestel moet een DMX-terminator aangesloten worden. Plaats een 120Ohm
•
weerstand tussen het + en – signaal in de DMX-uitgang van het laatste toestel.
V. 02 – 22/08/2014
VDPL300LS
1 Aarde
2 Signaal (-)
3 Signaal (+)
11
DMX-ingang
1 Aarde
2 Signaal (-)
3 Signaal (+)
©Velleman nv