30
NEDERLANDS
5.
Aarding van de nulleider
Voor aarding van de nulleider moeten de interne aardingskabels
verbonden worden: Open het frontpaneel en verbind de nulleider van
AC-uitgang (gelabeld 'Inverter Neutral') met de randaarde (gelabeld
'GND'), zie afbeelding. Plaats een aardlekschakelaar in de bedrading
van de AC-uitgang.
Aarding van de nulleider is alleen actief als de unit in Omvormer-
modus staat. Aarding van de nulleider wordt automatisch verbroken
als de AC-ingang wordt doorgeschakeld naar de AC-uitgang. Voor
meer informatie, zie hoofdstuk 7.
Raadpleeg hoofdstuk 10 voor aarding van de nulleider in systemen
met meerdere units.
Bovendien:
De aarde-aansluiting van de AC Master moet zijn aangesloten op
het centrale aardingspunt van het schip/voertuig.
Raadpleeg plaatselijke regelgeving met betrekking tot aarding van
autonome systemen.
6. Installatie
De installatie van een enkele unit wordt in het begin van deze handleiding stapsgewijs beschreven.
De locatievereisten, de aanbevolen kabeldiktes, het optionele afstandsbedieningspaneel en de
afstandsschakelaar zijn beschreven in de volgende paragrafen.
Gebruiksomgeving
Installeer de AC Master in een droge, goed geventileerde ruimte, beschermd tegen regen,
damp, vocht en stof.
Omgevingstemperatuur: –25 ... 40 °C.
Gebruik de AC Master nooit op locaties met gas- of stofontploffingsgevaar.
Monteer de AC Master zodanig dat de luchtstroom door de ventilatieopeningen niet wordt
belemmerd. Houd tenminste 10 cm rondom de AC Master vrij.
Installeer de AC Master niet in dezelfde ruimte als de accu's. Plaats de AC Master nooit recht
boven de accu's i.v.m. mogelijke corrosieve accudampen.
Aanbevolen kabeldikte DC ingang
Model
12/2500
24/2500
12/3500
Aanbevolen kabeldikte AC ingang / uitgang
Model
2500
3500
Minimale aderdoorsnede
95 mm
2
50 mm
2
120 mm
2
Minimale aderdoorsnede output
2,50 mm
2
2,50 mm
2