4.2 Programmeren in de bedieningsmatrix
Het procesaanwijsinstrument beschikt over talrijke parameters
die door de gebruiker kunnen worden ingesteld.
Procedure:
Ê
Benaderen van de bedieningsmatrix.
Ë
Menu (keuze met + of -).
Ì
Keuze parameter in functiegroep
(gegevens met + of - invoeren/kiezen
en met E opslaan).
Í
Terugkeer naar de HOME-positie vanuit ieder
willekeurig matrixveld.
Î
Terugkeer naar een menugroep vanuit een matrix-
veld resp. vanuit een functiegroep naar de Home-positie,
door tegelijkertijd indrukken van de +/- toetsen
Procesaanwijsinstrument
133