5. BEDIENINGSELEMENTEN
5.1 CONTACTSCHAKELAAR
Staat toe de motor te stoppen en te starten. De
contactschakelaar heeft twee standen (afb. 10.A):
1. Schakelaar op stand OFF - de motor
stopt en kan niet opgestart worden.
2. Schakelaar op stand ON - de motor kan
opgestart en in dienst gezet worden.
5.2 COMMANDO VERSNELLING
Stelt het aantal toeren van de motor af.
De op het plaatje aangegeven posities
stemmen overeen met (afb. 10.B):
1. Vol toerental. Steeds te gebruiken
bij het opstarten van de motor
en tijdens de werking.
2. Minimum. Te gebruiken wanneer
de motor warm genoeg is
tijdens de parkeerfasen.
5.3 COMMANDO CHOKE
Dit wordt gebruikt om de motor koud op
te starten. Het commando van de choke
heeft twee standen (afb. 10.C):
Links - De choke is ingeschakeld
(voor koud starten).
Rechts - De choke is uitgeschakeld
(normale werking en warm starten).
5.4 PRIMER
Druk op het rubberen commando van de
primer om brandstof in de zuigcollector van de
carburator te spuiten, en zo het opstarten bij
koude motor te vereenvoudigen (afb. 10.D).
5.5 HANDVAT VOOR HANDMATIGE START
Dit staat de handmatige start van
de motor toe (afb. 10.E).
5.6 COMMANDO VOORTBEWEGING
Dit commando staat de voortbeweging
van de machine toe.
• Laat de machine vooruit bewegen,
breng het commando omlaag (afb. 9.D)
tot dit tegen het handvat komt.
• Wanneer dit losgelaten wordt, stopt
de vooruitbeweging van de machine
en keert de hendel automatisch terug
naar zijn aanvankelijke positie.
5.7 COMMANDO BORSTEL
Dit commando schakelt de
rotatie van de borstel in.
• Om de rotatie van de borstel in te
schakelen, brengt men het commando
omlaag (afb. 9.C) tot tegen het handvat.
• Wanneer dit losgelaten wordt, stopt de
borstel en keert de hendel automatisch
terug naar de aanvankelijke positie.
5.8 VERSNELLINGSHENDEL
De machine is voorzien van een
versnellingsbak die ingeschakeld kan
worden met een hendel (afb. 9.A):
• 5 standen voor de regeling van
de vooruitversnelling
• 2 standen voor de regeling van
de achteruitversnelling
5.9 HENDEL RICHTING BORSTEL
De richting van de borstel wordt afgesteld aan
de hand van een hendel (afb. 9.B) die toestaat
de borstel naar de gewenste richting te draaien.
Beweeg de hendel vooruit of achteruit
naar een van de 3 beschikbare posities
om de borstel te doen hellen.
• Hendel vooruit = 15° naar rechts.
• Hendel in het midden = 0° geen helling.
• Hendel achteruit = 15° naar links.
6. GEBRUIK VAN DE MACHINE
BELANGRIJK De veiligheidsnormen die
in acht genomen moeten worden tijdens het
gebruik van de machine zijn beschreven in
hfdst. 2. Neem deze aanwijzingen strikt in acht
om geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
6.1 VOORAFGAANDE WERKZAAMHEDEN
Vooraleer de machine te gebruiken, moet
men de aanwezigheid van brandstof en het
oliepeil controleren. Voor de werkwijzen en de
voorzorgsmaatregelen voor het bijvullenent
van brandstof en olie (ziepar. 7.2 en par. 7.3).
De wieltjes dienen om de afstand van de
borstel ten opzichte van het terrein te regelen,
om de borstel niet te beschadigen.
Vooraleer de machine te gebruiken, moet men
de wieltjes op de volgende wijze afstellen:
NL - 7