lucht door deze klep wordt afgeblazen (Alleen voor D
200/8/6 en D 115/8/6 SIL).
● Alle compressoren zijn voorzien van een veiligheidsklep
die ingrijpt in geval van onregelmatige werking van de
pressostaat, zodat de veiligheid van de machine is
gegarandeerd.
Het veiligheidsventiel wordt ingesteld over overmatige
onderdrukzetting van de luchtreservoirs te voorkomen.
Dit ventiel wordt in de fabriek afgesteld en werkt eerst
als de reservoirdruk deze druk bereikt. Tracht niet deze
veiligheidsinrichting te verstellen of te elimineren.
Elke aanpassing van dit ventiel kan ernstig letsel
veroorzaken. Raadpleeg een bevoegd servicecentrum
als het nodig is de inrichting te controleren of
onderhoudswerkzaamheden erop uit te voeren.
● De rode streep op de manometer geeft de
maximumbedrijfsdruk van het reservoir aan, en niet de
geregelde druk.
2. BESCHRIJVING VAN HET APPARAAT
(Fig. 1)
1.
Kistbedekking
2.
Drukvat
3.
Wiel
4.
Steunvoetje
5.
Snelkoppeling (geregelde perslucht)
6.
Manometer (ingestelde druk kan worden afgelezen)
7.
Drukregelaar
8.
AAN/UIT-schakelaar
9.
Transportgreep
10. Veiligheidsklep
11. Aflaatplug voor condenswater
12. Manometer (keteldruk kan worden afgelezen)
13. As
14. Dop
15. Bout
16. Blokje
17. Leertje
3. TOEPASSINGSGEBIED
De compressor dient voor de persluchtopwekking voor
pneumatisch gereedschap.
Wij wijzen erop dat onze gereedschappen overeenkomstig
hun bestemming niet geconstrueerd zijn voor commercieel,
ambachtelijk of industrieel gebruik. Wij geven geen
garantie indien het gereedschap in ambachtelijke of
industriële bedrijven alsmede bij gelijk te stellen activiteiten
wordt gebruikt.
De machine mag slechts voor werkzaamheden worden
gebruikt waarvoor ze bedoeld is. Elk ander verder gaand
gebruik is niet reglementair. Voor daaruit voortvloeiende
● Tijdens
het
aansluiten
gereedschap op een buis met perslucht die door de
compressor wordt geleverd, moet de luchtstroom die uit
deze buis komt absoluut afgesloten zijn.
● Het gebruik van perslucht voor de verschillende
toepassingen
die
pneumatische gereedschappen, lakspuiten, wassen
met reinigingsmiddelen uitsluitend op waterbasis
enz.) veronderstelt kennis en inachtneming van de
voorschriften die voor de afzonderlijke gevallen gelden.
● Controleer of het luchtgebruik en de maximale
bedrijfsdruk van het te gebruiken luchtdrukgereedschap
en verbindingsleidingen (met de compressor) geschikt
zijn voor de op de drukregelaar ingestelde druk en met
de hoeveelheid door de compressor geleverde lucht.
schade of verwondingen van welke aard dan ook is de
gebruiker/bediener, niet de fabrikant, aansprakelijk.
4. AANWIJZINGEN OMTRENT DE INSTALLATIE
● Controleer
het
toestel
Eventuële schade onmiddellijk aangeven aan de
vervoeronderneming waarmee de compressor werd
geleverd.
● De compressor dient nabij de verbruikers te worden
geïnstalleerd.
● Vermijd lange luchtkabels en toevoerleidingen
(verlengingen).
● Let op droge en stofvrije aanzuiglucht.
● De compressor niet in een vochtige of natte ruimte
installeren.
● De compressor mag slechts in gepaste ruimten (goed
geventileerd, omgevingstemperatuur +5°C - +40°C)
worden gebruikt. In de ruimte mogen geen stof, zuren,
dampen, explosieve of ontvlambare gassen zijn.
● De compressor is geschikt voor gebruik in droge
ruimten. Hij mag niet worden gebruikt in zones waarin
met spatwater wordt gewerkt.
● Vóór inbedrijfstelling dient het oliepeil in de
compressorpomp te worden gecontroleerd.
5. MONTAGE EN INGEBRUIKNEMING
Let op!
Voor ingebruikneming het apparaat zeker volledig
monteren!
5.1 Montage van de wielen (fig. 3-6)
De bijgaande wielen dienen te worden gemonteerdzoal
43
van
een
pneumatisch
mogelijk
zijn
(opblazen,
op
transportschade.
N
L