Gebruiksaanwijzing
NL
de dRijveR
De drijver bestaat uit een witte plastic
cilinder die aan twee armen hangt. De
drijver rust op de oppervlakte, zodat hij
omhoog gaat als het water niveau stijgt.
Als de drijver een zekere hoogte bereikt,
reageert het ontvochtigingsapparaat
hierop en sluit automatisch af om te
voorkomen dat het overloopt.
Wanneer u het water reservoir hebt
geleegd en het terug wilt zetten in het
ontvochtigingsapparaat, is het vol-
gende de eenvoudigste methode:
1. Duw het water reservoir in totdat
het de drijver aanraakt.
2. Richt de voorste rand van het water
reservoir vanaf de onderkant op
zodat het hele water reservoir iets
schuin staat.
3. Duw het water reservoir op zijn
plaats. De drijver moet nu in het
reservoir zijn in plaats
van er achter klem te zitten.
opmeRking: Het is belangrijk
dat de drijver zich vrij beweegt,
omdat het doel is dat hij reageert
op het water niveau en verzekert dat
het ontvochtigingsapparaat wordt
uitgeschakeld als dit hoog is. Een
foutief geplaatste drijver kan het
water reservoir laten overvloeien.
afvoeRen van WateR
Het ontvochtigingsapparaat heeft een
slangverbinding. Door een slang aan
het ontvochtigingsapparaat te koppe-
len kan het ontvochtigde water meteen
worden afgevoerd.
gebruik van de slang:
1. Ontkoppel het ontvochtigingsapparaat
van de stroombron en verwijder het
water reservoir zodat toegang tot de
lekbak wordt verkregen.
2. Maak de slang vast aan de schroef-
draad op het ontvochtigingsapparaat
en leid de slang koppeling naar een
afvoer. Controleer of de slang niet
boven het niveau van de lekbak uitstee
kt.
3. Sluit het ontvochtigingsapparaat op de
stroombron aan.
Zonder slang, meteen naar een
afvoer:
37
1. Sluit het ontvochtigingsapparaat
van de krachtbron af en verwijder het
water reservoir.
2. Plaats het ontvochtigingsapparaat over
de afvoer zodat het ontvochtigde water
door het gat in de onderkant van het
ontvochtigingsapparaat kan druppelen
en zo de afvoer in.
3. Sluit het ontvochtigingsapparaat aan
op de krachtbron.
algemeen
Het afstandspaneel kan aan de wand
worden bevestigd (beugel meegeleverd).
Hang de beugel waterpas op het gekozen
oppervlak. Het achterste deel van het
afstandspaneel heeft bevestigingsga-
ten die op de houder kunnen worden
geklemd. Als het paneel op een tafel wordt
geplaatst, kan de uitklapbare stander aan
de achterkant van het paneel worden
gebruikt.
De afstandsbediening synchroniseren en
de diverse luchtontvochtigers met één
afstandsbediening regelen
De afstandsbediening kan diverse luchto-
ntvochtigers regelen, maar de oorspron-
kelijke fabrieksinstelling is EEN-OP-EEN-
bediening. Om de EEN-OP-VELE-modus
te activeren en diverse luchtontvochtigers
met één afstandsbediening te regelen,
dienen de luchtontvochtiger en de hand-
heldregelaar uitgeschakeld te worden.
Druk tegelijk gedurende 2 seconden op de
'OMHOOG' PIJL & 'MENU'-knoppen van de
handheldregelaar en druk vervolgen op
de VENTILATOR-knop op de luchtontvoch-
tiger. De afstandsbediening regelt nu alle
luchtontvochtigers van hetzelfde model
binnen het bereik.
Om terug te keren naar de EEN-OP-EEN-
modus, of om de afstandsbediening met
één luchtontvochtiger te synchroniseren,
drukt u op de 'MENU'-knop, en daarna op
de 'OMHOOG' PIJL-knop en vervolgens op
de VENTILATOR-knop op de luchtontvoch-
tiger. Houd deze drie knoppen ingedrukt
tot u een "Piep" hoort. Dit betekent dat de
EEN-OP-EEN-modus is geactiveerd en de
afstandsbediening en de luchtontvochti-
ger zijn gesynchroniseerd.
opmeRking: De relatieve
vochtigheid van de omgeving
wordt eenvoudig gemeten met
een wood's hygrometer, en het
meest geschikte bereik ligt tussen
de 40% en 50%.
automatisch uitschakelen
Als het water reservoir vol is, schakelt
het ontvochtigingsapparaat automa-
tisch uit. Het waarschuwings lampje aan
de voorkant van het ontvochtigingsap-
paraat gaat aan om aan te geven dat het
water reservoir moet worden geleegd.
1. Koppel het ontvochtigingsapparaat
van de stroombron af.
2. Leeg het water reservoir.
3. Plaats het lege water reservoir terug en
controleer of de drijver vrij beweegt. Zie
de sectie die over de Drijver gaat.
4. Sluit het ontvochtigingsapparaat aan
op de stroombron.
de lucht filteR
De luchtfilter aan de achterkant van het
ontvochtigingsapparaat verzekert dat
de koelslangen niet stoffig worden. Het
is belangrijk dat de filter schoon gehou-
den wordt zodat de lucht vrij door het
ontvochtigingsapparaat heen kan stro-
men. De filter moet indien gewenst, op
de volgende manier worden gereinigd.
Uw luchtontvochtiger kan worden voor-
zien van een SMF-filter dat de capaciteit
van de luchtontvochtiger vergroot en de
lucht verder reinigt. Wij verwijzen naar
de aparte filterfolder voor installatie- en
onderhoudsinstructies.
1. Maak de filter los door licht in het
midden te knijpen. Hierdoor worden de
klemmen aan de zijkanten van de filter
losgemaakt.
2. Til de filter eruit en was hem met warm
water en een zacht schoonmaakartikel.
U kunt de filter ook stofzuigen.
3. Laat de filter drogen en zet hem terug.
automatische Bedienings-
stand
In de automatische bedieningsstand
werken de compressor en ventilator
zo lang als de vochtigheidsgraad in de
kamer hoger is dan de vereiste vochtig-
heidsgraad. Zodra de kamervochtigheid
5% lager dan het ingestelde niveau is,
slaan de compressor en ventilator af.
De compressor en ventilator slaan weer
aan als de vochtigheid in de ruimte 3%
boven het ingestelde niveau is. Deze
instelling bespaart energie en werkt