Controleer de temperatuur in het koel- en het vriesgedeelte door er een thermo-
meter in te leggen. Optimaal is een temperatuur van +8 °C in het koelgedeelte
en een temperatuur van -18 °C in het vriesgedeelte. Als deze temperaturen zijn
bereikt, kunt u de levensmiddelen in het apparaat plaatsen.
9.1. Apparaat uitschakelen
Om de stroomvoorziening van het apparaat volledig te onderbreken, zet u de
thermostaatregelaar 9 op de stand 0 en trekt u de stekker uit het stopcontact.
Wacht circa tien minuten voordat u het apparaat opnieuw inschakelt.
10. Energieverbruik optimaliseren
Neem voor een optimaal koelvermogen bij een laag energieverbruik het volgende
in acht:
Plaats het apparaat niet in de buurt van een warmtebron (zoals een radiator of
fornuis).
De ruimte waarin het apparaat staat, mag niet te warm zijn en moet droog, stof-
vrij en goed geventileerd zijn.
Zorg ervoor dat de lucht rondom het apparaat vrij kan circuleren.
Laat alle glasplateaus en lades tijdens het gebruik van het apparaat erin staan,
dan is het energieverbruik het laagst.
Als u de deur gedurende lange tijd open laat staan, kan de temperatuur in de
verschillende gedeelten van het apparaat aanzienlijk stijgen. Open de deur maar
kort als u levensmiddelen in het apparaat doet of uit het apparaat haalt. Hoe
korter de deur openstaat, hoe minder kou ontsnapt en hoe minder energie het
apparaat verbruikt.
Stem de instelling van de thermostaat af op de hoeveelheid levensmiddelen die
zich in het apparaat bevindt.
Zorg ervoor dat de deurafdichtingen onbeschadigd zijn en dat de deuren goed
sluiten.
Als het koelapparaat langere tijd leeg staat, schakel het dan uit. Laat het ap-
paraat ontdooien, reinig het en maak het droog. Laat de deur openstaan om
schimmelvorming in het apparaat te voorkomen.
10.1. Aanbevolen temperatuurinstelling
Omgevingstemperatuur
Zomer (boven 38 °C)
Normaal
Winter (onder 16 °C)
110
Temperatuurinstelling
Instelling 2–4
Instelling 4
Instelling 4–6